#369: Kritisch op witwasindicatoren
Op 16 april 2020 heeft het Anti Money Laundering Centre (AMLC) een nieuwe versie van de indicatoren voor witwassen gepubliceerd. Indicatoren voor witwassen kunnen volgens het AMLC worden onderverdeeld in drie verschillende subgroepen: 1) witwastypologieën, 2) feiten van algemene bekendheid en 3) overige indicatoren. Het AMLC schrijft verder dat deze categorieën van witwasindicatoren een belangrijke rol spelen bij het komen tot een verdenking van witwassen alsook bij het daadwerkelijke bewijs van witwassen. Wij vragen ons af of elke witwasindicator wel een rol kan spelen bij de totstandkoming van een verdenking of het bewijs van witwassen.
Allereerst geeft het AMLC een limitatieve opsomming van de witwastypologieën. Typologieën worden internationaal vastgesteld door de FATF en nationaal door de FIU. Hierbij gaat het om min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
De tweede subgroep betreft feiten van algemene bekendheid; dit zijn feiten die iedereen geacht wordt te kennen. Op basis van de jurisprudentie heeft het AMLC een lijst gemaakt van feiten die door de rechtspraak zijn vastgesteld. Het dient hierbij te worden opgemerkt dat deze lijst niet limitatief is en dat een groot deel van deze feiten enkel en alleen zijn vastgesteld als feit van algemene bekendheid door een feitenrechter. Verweer hierop is dus nog altijd mogelijk als het tot een zitting komt. Immers, de vraag wat een feit van algemene bekendheid is, is lang niet altijd duidelijk. Hierover schreven wij ook in Vaklunch #289. Toch maakt het AMLC gebruik van deze indicator bij de start van een onderzoek. Ons inziens dient daar terughoudend mee te worden omgegaan, zeker nu de juistheid van de interpretatie door het AMLC pas veel later getoetst kan worden door een rechter.
Tot slot besteedt het AMLC aandacht aan de overige indicatoren. Dit zijn kenmerken die duiden op witwassen, maar dus geen feit van algemene bekendheid zijn en ook (nog) niet als witwastypologie zijn vastgesteld. Ten aanzien van de overige indicatoren wordt met name verwezen naar het OESO handboek alsmede naar diverse FATF-rapporten. Wat de status is van deze overige indicatoren is voor ons onduidelijk. Wij zouden menen dat deze ‘overige’ lijst nog niet gebruikt kan worden voor het creëren van een verdenking of het bewijs van witwassen. Het is immers niet voor niets dat deze groep van overige indicatoren nog niet als typologie is aangemerkt. In de Memorie van Toelichting bij de strafbaarstelling van witwassen staat dat het Openbaar Ministerie en rechters voor het bewijs van witwassen gebruik kunnen maken van witwastypologieën. De subgroep overige indicatoren is hier niet genoemd.
Ons inziens is het van belang om kritisch te blijven ten opzichte van de witwasindicatoren die worden gebruikt voor het construeren van een verdenking van witwassen. Het risico ligt op de loer dat het Openbaar Ministerie op basis van ‘vage’ gronden onderzoek uitoefent. Zeker nu een rechter in de eerste fase van een onderzoek vaak niet kan ingrijpen. Het is dus van belang dat de verdediging hier alert op is. Maar dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie zelf. Voorkomen dient te worden dat het Openbaar Ministerie enkel nog onderzoek doet naar witwasindicatoren zonder daadwerkelijk onderzoek te doen naar het hart van de zaak: de vraag of sprake is geweest van een gronddelict. Een dergelijk gemakzuchtige instelling bij het onderzoek zou de waarheidsvinding niet ten goede komen en legt de bewijslast steeds meer bij de verdachte, gelet op het stappenplan van de Hoge Raad, zie Vaklunch #355.
Daarbij is het goed om bepaalde witwasindicatoren altijd in het tijdsbeeld te plaatsen van de periode waarin de vermeende feiten plaatsvonden. Immers, dat iets in de huidige tijdsgeest als een witwasindicator wordt gezien betekent niet dat dit tien jaar geleden ook een red flag opleverde. De rechtbank Rotterdam heeft hier op 11 december 2019 ook een verhelderend vonnis over gewezen, waarover wij schreven in Vaklunch #358.
Kortom, als het Openbaar Ministerie zich er gemakkelijk vanaf maakt door een opsporingsonderzoek enkel en alleen te baseren op witwasindicatoren dan is het zaak om hier uitermate kritisch op te zijn. Vraag je daarbij in ieder geval het volgende af: is de gestelde witwasindicator wel een witwastypologie of een feit van algemene bekendheid? En, waren de feiten of omstandigheden wel als witwasindicator te bestempelen in de tijdsgeest waarin de feiten plaatsvonden?
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een Vaklunch on demand bij jou op kantoor.
No Comments