#531: (g)een trap na bij vergoeding van de advocaatkosten

Juridisch gezien betekent een sepot dat de officier van justitie afziet van verdere vervolging. Goed nieuws voor de voormalige verdachte. In de praktijk ervaren cliënten dat vaak anders omdat de gevolgen van een strafrechtelijk onderzoek niet zomaar kunnen worden teruggedraaid. De gewezen verdachte kan wel verzoeken om een vergoeding van de advocaatkosten. Maar daarbij krijgt de gewezen verdachte soms een trap na, zo blijk ook uit een recent gepubliceerde uitspraak van hof Den Haag.

LEES VERDER

#448: Olie en gas in de spotlight

Afgelopen maand vond de Offshore energy conferentie plaats in de RAI. Een conferentie die aantoont dat Nederland niet alleen vooruitstrevend is in de energiemarkt, maar ook een lange traditie kent in de olie en gas industrie én een belangrijke schakel vormt in deze supply chain. Deze sector is vaak in het nieuws te vinden. Deze week was het Yukos arrest van de Hoge Raad uitgebreid in het nieuws.

Yukos was een van de grootste olie- en gasmaatschappijen in de Russische Federatie. Drie grootaandeelhouders hebben een arbitragezaak aangespannen tegen de Russische Federatie omdat in de optiek van deze grootaandeelhouders Yukos ten onrechte was onteigend door de Russische Federatie. In de arbitragezaak is de Russische Federatie veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 50 miljard dollar. De Russische Federatie heeft vervolgens bij de Nederlandse rechter gevorderd het arbitragevonnis te vernietigen. Eén van de verweren was dat het Scheidsgerecht niet bevoegd was. De rechtbank Den Haag heeft in 2016 het arbitragevonnis vernietigd. Het hof Den Haag heeft daarentegen vervolgens geoordeeld dat het Scheidsgerecht in de arbitragezaak wel degelijk bevoegd was. De Hoge Raad heeft nu op 5 november jl. arrest gewezen en de zaak verwezen naar het hof in Amsterdam.

Nu vraagt u zich wellicht af waarom de Yukos zaak interessant is voor bijvoorbeeld de strafrechtpraktijk? De reden is dat in dit soort zaken vaak verwijten van fraude worden gemaakt en het interessant is om te zien hoe civiele advocaten en rechters daarmee omgaan. Daar kunnen we in de strafrechtpraktijk ons voordeel mee doen.

Zo stelde de Russische Federatie in de Yukos zaak dat de arbitrale vonnissen in strijd zijn met de openbare orde omdat gedurende de arbitragezaak valse verklaringen zouden zijn ingediend en stukken zouden zijn achtergehouden. Een strafzaak op een presenteerblaadje zou je zeggen. Het hof Den Haag is om formele redenen aan dit standpunt voorbij gegaan en dit is precies de reden waarom de Hoge Raad de zaak casseert en verwijst naar het hof in Amsterdam. De civiele rechter zal zich dus toch over strafrechtelijke standpunten moeten uitlaten, te weten of getuigen onrechtmatig zijn beïnvloed en valsheid in geschrifte is gepleegd. Zo komt het civiele recht en het strafrecht samen.

Afgelopen zomer zagen wij iets vergelijkbaars voorbij komen in een arbitragezaak die zich eveneens voordeed in de olie en gas sector. In de zaak Wells/Bariven, een Texaanse leverancier versus een Venezolaans staatsenergiebedrijf, stond een arbitragevonnis ter discussie waarin Bariven veroordeeld werd tot het betalen van een schadevergoeding aan Wells. Bariven stelde zich op het standpunt dat het arbitrale vonnis vernietigd diende te worden omdat deze in strijd met de openbare orde zou zijn aangezien de onderliggende overeenkomst tot stand zou zijn gekomen door middel van corruptie en derhalve nietig/vernietigbaar zou zijn. De Hoge Raad gaat niet inhoudelijk in op het verwijt van corruptie maar het hof geeft wel inzicht in hoe het Scheidsgerecht hier in het arbitrale vonnis mee om is gegaan.

Uit het arrest van het hof blijkt dat het Scheidsgerecht groot belang hecht aan de bewijslastverdeling. Het lag op de weg van Bariven om concreet bewijs aan te dragen dat Wells betrokken was bij de vermeende steekpenningen. Bariven draagt daartoe een heel aantal omstandigheden aan maar concreet bewijs is er niet. Op basis daarvan wordt het verweer in de arbitragezaak ter zijde geschoven. De strafrechter kan hier een voorbeeld aan nemen. In strafzaken ligt de bewijslast ook echt bij het Openbaar Ministerie, feiten en omstandigheden die duiden op corruptie zijn onvoldoende. Het is en blijft aan het Openbaar Ministerie om concreet bewijs aan te dragen.

In ieder geval tonen deze zaken aan dat strafrechtelijke verwijten een grote rol kunnen spelen in civiele zaken. Civiele arresten zijn wat dat betreft dus ook zeer interessant voor de strafrechtadvocaat.

Heb je vragen over of wil je van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.

#387: Meerdere wegen leiden naar Rome

Benadeelde partijen laten steeds vaker hun stem horen in het strafproces. In Vaklunch #003 schreven wij reeds over de steeds groter wordende rol van slachtoffers in het strafproces: van informatievoorzieningen tot aan herstel van de schade. Maar hoe kan de eventuele schade op de verdachte worden verhaald? Een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam laat zien dat er meerdere wegen zijn die naar Rome leiden.LEES VERDER

#224: Arbitraire vergoedingen

Indien een strafzaak eindigt zonder oplegging van een straf of een maatregel kan de gewezen verdachte aanspraak maken op vergoeding van de advocaatkosten. Artikel 591(a) Sv geeft daarvoor de wettelijke grondslag. De jurisprudentie over artikel 591(a) Sv laat een wat grillige lijn zien; de ene keer worden kosten wel vergoed, maar soms ook niet of slechts gedeeltelijk. De rechter heeft veel vrijheid in het al dan niet toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. De rechter kan daartoe overgaan als hij daartoe gronden van billijkheid aanwezig acht. Indien de zaak is geseponeerd – in dat geval eindigt de straf zonder straf of maatregel – kan de vraag spelen of het sepot een schadevergoeding billijkt.LEES VERDER

#194: Knevelarij door het Openbaar Ministerie

De praktijk van een advocaat staat bol van wonderlijke situaties. Niet in de laatste plaats de praktijk van de strafrechtadvocaat. Wie denkt dat de natuurlijke vijand van de strafrechtadvocaat – het Openbaar Ministerie – altijd ‘volgens het boekje werkt’, heeft het mis. Onder omstandigheden krijgt het Openbaar Ministerie een reprimande van de rechter als het Openbaar Ministerie het te bont heeft gemaakt. Echter de tendens is dat de verdachte niet mag ‘profiteren’ van de fouten gemaakt door het Openbaar Ministerie. Die regel prikkelt het Openbaar Ministerie en het gehele opsporingsapparaat ons inziens te weinig om zelfkritisch te zijn. Het regent vormverzuimen zonder dat deze op enigerlei wijze worden bestraft. Als advocaat kijk je dus bijna nergens meer van op. Toch hebben wij ons weer verwonderd over de gang van zaken die aan de orde kwam in de uitspraak van Rechtbank Overijssel vorige week; geen vormverzuim maar pure knevelarij.LEES VERDER

#108: Redelijk en billijk?

Op grond van artikel 591a Sv kan de gewezen verdachte de rechter verzoeken om onder meer een vergoeding van de advocaatkosten. De kosten komen voor vergoeding in aanmerking voor zover die kosten ten laste van de (ex-)verdachte zijn gekomen. Het gaat om zaken die zijn geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Dat wil zeggen dat alleen de kosten worden vergoed als de verdachte is vrijgesproken of indien de zaak is geseponeerd. De rechter toetst marginaal. Beslissend is daarbij of in het concrete geval voor toekenning van zo’n vergoeding gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn. Bij dat oordeel dient men rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Bepaald dient te worden of de tijd die aan de behandeling van de zaak is besteed, redelijk is geweest en of die tijd tegen een redelijk tarief is gedeclareerd. Maar wanneer is nu sprake van redelijkheid of billijkheid?LEES VERDER

#027: Eigen schuld dikke bult!

Het hof Amsterdam heeft op 12 juli 2013 een beschikking in een verzoek om schadevergoeding gegeven. De casus ligt als volgt. De verdachte is onherroepelijk vrijgesproken van de hem gemaakte verwijten. De verdachte is op 21 juni 2010 in verzekering gesteld op verdenking van diefstal (met geweld) ex artikelen 48, 30 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Op 24 juni 2010 is de voorlopige hechtenis bevolen en uiteindelijk is de verdachte op 4 april 2012 in vrijheid gesteld. De verdachte heeft aldus bijna twee jaar vast gezeten, wat achteraf ten onrechte is gebleken. Dit met alle gevolgen van dien. Het is niet moeilijk voorstelbaar dat een groot deel van het leven van de verdachte is verpest en zijn privé leven is ontwricht. Hoewel iemand met een schadevergoeding nooit twee jaar van zijn leven terug krijgt, is de enige optie tot compensatie het indienen van een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv.

Het hof werpt in deze zaak het feit dat de verdachte een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan aan hem tegen. Het Hof oordeelt dat de tegen de verdachte bevolen verzekering en voorlopige hechtenis als aan de door hem gekozen proceshouding verbonden gevolgen dienen te worden aangemerkt. Deze gevolgen behoren volgens het Hof voor rekening en risico van de verdachte te blijven. Hoewel deze uitspraak ‘niks nieuws onder de zon’ betreft, menen wij dat deze uitspraak wel heel wrang is. Het is en blijft ons inziens onbegrijpelijk dat het recht om te zwijgen van een verdachte, één van de grondbeginselen van ons strafrechtelijk systeem, in een latere procedure tegen de verdachte wordt gebruikt.

Het hof redeneert als volgt; artikel 90, eerste lid, Sv geeft de rechter een maatstaf waaraan een verzoek tot toekenning van een schadevergoeding dient te worden getoetst. Hierin staat dat de toekenning van een schadevergoeding afhankelijk is van alle omstandigheden in aanmerking genomen en gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het hof kent in het onderhavige geval betekenis toe aan de door de verzoeker in diens hoedanigheid van verdachte in de loop van het strafgeding gekozen proceshouding, te weten het feit dat hij steeds een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan. Dit aan hem toekomende recht zou hebben bijgedragen aan het voortduren van de tegen hem toegepaste verzekering en voorlopige hechtenis. Kort gezegd, eigen schuld dikke bult!

Maar is deze redenering wel redelijk gelet op de wettelijke bepalingen op basis waarvan voorlopige hechtenis kan worden bevolen?

In artikel 67a Sv staan de gronden voor voorlopige hechtenis. De gronden zijn limitatief opgesomd. In lid één, onderdeel a, staat dat indien sprake is van ernstig vluchtgevaar een bevel van voorlopige hechtenis kan worden gegeven en in onderdeel b van het eerste lid staat dat dit kan indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid. Een nadere concretisering hiervan is te vinden in het tweede lid van dit artikel.

Gevaar voor vlucht moet worden vastgesteld op basis van relevante factoren. Het enkele feit dat iemand mogelijk een zware straf boven het hoofd hangt is hiervoor onvoldoende. Als eerste gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid worden vier omstandigheden genoemd. Allereerst het geval dat sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Een tweede gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid gaat om vrees voor herhaling. En reden drie is die van gevaar van voortzetting van criminaliteit. Tot slot wordt in onderdeel vier als grond aangevoerd dat de voorlopige hechtenis redelijk noodzakelijk is voor het, anders dan de verklaring van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. Er moet dan met name gedacht worden aan het feit dat het vermoeden bestaat dat de verdachte, wanneer hij in vrijheid zou zijn, op de getuigen gaat inpraten of sporen van het misdrijf dan wel middelen, waarmee het begaan is, zou vernietigen of wegmaken. Dit vermoeden moet blijken uit feiten en omstandigheden.

Opmerkelijk is dat uitdrukkelijk is vastgelegd, dat met het aan de dag brengen van de waarheid niet wordt bedoeld het gebruiken van voorlopige hechtenis om de verdachte te dwingen tot het afleggen van een verklaring. De proceshouding van de verdachte, in zoverre dat hij een beroep doet op zijn zwijgrecht, kan in beginsel dus nooit hebben bijgedragen aan de duur van de voorlopige hechtenis. Dit kan misschien anders zijn indien duidelijk blijkt dat de verzoeker de rechtsgang bewust heeft tegengewerkt, maar daarvan blijkt niets uit de beschikking van hof Amsterdam.

Wij zijn heel benieuwd naar jouw ervaringen. Worden cliënten volgens jou te vaak vastgehouden omdat zij een beroep op hun zwijgrecht doen? Wat onderneem je hiertegen? En heeft dit (bij alle hoven) invloed op een schadevergoeding ex artikel 89 Sv?

Loading new posts...
No more posts