#541: De anticlimax die Prokuratuur heet

Vormverzuimen zijn er in alle soorten en maten. Hoewel ze met regelmaat voorkomen, is de teneur de afgelopen jaren dat het weinig zin heeft om er verweer op te voeren, omdat de kans op een bevredigende uitkomst klein is. Een recent vonnis van rechtbank Zeeland-West-Brabant is geen uitzondering op die regel. Toch besteden wij kort aandacht aan deze zaak. Het gaat namelijk om een bijzonder soort vormverzuim.

LEES VERDER

#474: Effectiever toezicht op opsporing

Afgelopen maandag, 16 mei 2022, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies openbaar gemaakt over het wetsvoorstel dat het Wetboek van Strafvordering moderniseert. Doel van dit nieuwe wetboek is onder andere vereenvoudiging van de regels over de opsporingsbevoegdheden, stroomlijning van procedures en het verkorting van de doorlooptijden. Het advies luidt dat het noodzakelijk is dat het nieuwe wetboek op een aantal punten wordt aangepast. Opvallend is dat deze punten met name zien op de uitoefening van opsporingsbevoegdheden die met voldoende waarborgen moet zijn omkleed, het (rechterlijk) toezicht op het optreden van strafvorderlijke autoriteiten, en verbetering van de positie van de verdachte.LEES VERDER

#472: De civiele rechter over een behoorlijke strafrechtspleging

In het civiele recht komen geregeld strafrechtelijke vraagstukken aan de orde. Zo zal niemand zijn ontgaan dat recent een civiele kort geding rechter een beslissing heeft genomen over de interpretatie van het Wetboek van Strafvordering aangaande het verschoningsrecht. Of hoe rechtbank Amsterdam Sywert van Lienden schorste uit het stichtingsbestuur op verzoek van het Openbaar Ministerie. Op 20 april 2022 kwam een andere interessante rechtsvraag aan de orde bij de civiele rechter, namelijk of een strafrechtelijke transactie zoals bedoeld in artikel 74 Sr kan worden vernietigd op basis van bedrog of dwaling. Dit op grond van de artikelen 3:44, tweede lid, en 6:222 van het Burgerlijk Wetboek (BW).LEES VERDER

#444: Openbaar Ministerie schendt de privacy

Privacy is vandaag de dag een groot goed. Google en Facebook weten alles van je en gevoelige informatie belandt door hackers dikwijls open en bloot op straat. De roep om bescherming van onze privacy is dan ook niet vreemd. De PGP telefoon komt aan deze wens tegemoet nu deze de privacy van de gebruiker waarborgt doordat de communicatie door middel van encryptie is beveiligd. Deze telefoons worden echter juist vanwege deze bescherming ook vaak in verband gebracht met het criminele circuit. Maar betekent dit dan vervolgens dat het Openbaar Ministerie de privacy van alle gebruikers mag schenden?LEES VERDER

#436: De ene getuige is de andere niet

In strafzaken kunnen getuigenverklaringen een belangrijke rol spelen in de bewijsvoering. Voor fraudezaken is dat niet anders. Daarnaast kunnen getuigenverklaringen relevant zijn voor de vaststelling van eventuele vormverzuimen die in het voorbereidend onderzoek hebben plaatsgevonden en die met toepassing van artikel 359a Sv kunnen worden bestraft. In een recente conclusie van 6 juli 2021 bevestigt Advocaat-Generaal (A-G) Bleichrodt dat deze zogenoemde ‘rechtmatigheidsgetuigen’ als een aparte categorie moeten worden gezien. Welke gevolgen heeft dit voor het doen van verzoeken tot het horen van deze getuigen en het voeren van 359a-verweren?LEES VERDER

#416: Een herstelbaar verzuim?

Veelvuldig hebben wij geschreven over het feit dat de juistheid van een proces-verbaal niet zonder meer kan worden aangenomen, en niet zonder reden. Hierover schreven we onder meer al in Vaklunches #12#43#99,  #132, #148 en #320. Het ligt in de lijn der verwachting dat (opzettelijke) onjuistheden in processen-verbaal vaker voorkomen dan ze aangetoond kunnen worden in de praktijk. De besproken jurisprudentie in die Vaklunches zal dus slechts het topje van de ijsberg zijn. Wat wij moeilijk kunnen verkroppen is dat hier zo lichtzinnig mee wordt omgegaan. Immers, als er bewijs is dat er fouten door de opsporingsambtenaren zijn gemaakt in de processen-verbaal dan kan dit bewijs veelal ook meteen dienen om de geconstateerde fouten met de mantel der liefde te bedekken. Het probleem is daarmee dan toch opgelost?LEES VERDER

#406: Een krachtig signaal

Op 1 december 2020 heeft de Hoge Raad een overzichtsarrest gewezen over de toepassing van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Hierover schreven wij ook in Vaklunch #401 . In het nieuwe jaar wordt nu een ouder arrest gepubliceerd, van begin 2020. Wat hiervan de reden is, is voor ons niet geheel duidelijk. Wellicht dat men wil aantonen dat het beoordelingskader in het arrest van januari 2020 anders is geformuleerd dan het ‘nieuwe’ toetsingskader van de Hoge Raad. Wat ons betreft geeft het arrest van januari 2020 van het Hof Den Haag nog steeds een krachtig signaal over wanneer bewijsuitsluiting kan volgen en verdient het om die reden aandacht.LEES VERDER

#236: Isn’t it ironic?

Het is mensen eigen om niet zonder meer binnen de gegeven kaders te handelen. Soms verdient dat bijsturing. Het bestuurlijke boete- en strafrecht voorziet in de mogelijkheid om burgers bij te sturen. Maar hoe zit dat voor de handhavers van het recht? Uit de jurisprudentie blijkt dat ook zij zich niet altijd aan de wettelijke kaders houden. Vormverzuimen in het opsporingsonderzoek zijn nog altijd aan de orde van de dag. Dus ook de handhavers van het recht zoals opsporingsinstanties moeten aan de wettelijke kaders worden gehouden en leren van hun fouten. Maar gebeurt dat in de praktijk wel op een efficiënte manier? Wij menen met het WODC van niet. De beschouwingen van het WODC in het eerder dit jaar gepubliceerde rapport Toezicht op Strafvorderlijk Overheidsoptreden  zijn ons inziens food for thought voor alle procespartijen.

In eerdere Vaklunches zoals #110  en #179  hebben wij al aangegeven dat de tendens in de jurisprudentie, waarin vormverzuimen door politie en justitie in het vooronderzoek onbestraft blijven, zorgelijk is. De kern van die jurisprudentie is dat een verdachte niet mag “profiteren” van fouten die de overheid heeft gemaakt. De eisen aan een verweer om gevolgen te verbinden aan vormverzuimen op basis van artikel 359a Sv zijn bijzonder streng. En de kans dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard of het onrechtmatig verkregen bewijs wordt uitgesloten is bijzonder klein. De verdachte moet juist gestraft worden en leren van zijn fouten, zelfs als door politie en justitie wel buiten de wettelijke lijntjes is gekleurd. Een ironische situatie; want wie zorgt ervoor dat politie en justitie leren van hun fouten?

Het WODC wijst erop dat geen extern toezichtsorgaan bestaat die politie en justitie controleert. Echter, de rechter grijpt ook niet in: ‘De rol van de rechter in Nederland is inmiddels te afstandelijk geworden en zou moeten gerevitaliseerd worden. Het voorbeeld van een politiedienst die opzettelijk een proces-verbaal vervalst (dit is een aantal malen gebeurd), waarna geen actie wordt ondernomen, legt een lacune in toezicht bloot. Het is dan aan een rechter om daar iets tegen doen, zoals dit zeer expliciet aan de orde stellen en de uitspraak in leesbare vorm aan de pers laten toekomen, waarna een leermoment kan optreden voor de actoren die dergelijke vormfouten begaan. Het risico bestaat immers dat het leereffect verdwijnt als de rechter niets doet met vormfouten. Vormfouten worden in Nederland inmiddels vrijwel nooit meer gesanctioneerd door de rechter.’

Het is overigens de vraag of rechterlijk optreden voldoende is. Immers, via die route zullen zeker niet alle ‘misstanden’ aan het licht komen. Enkel toevalligheden. Daarom zou structureler toezicht de voorkeur verdienen. Echter, tot die tijd is het ons inziens de rechter – of de wetgever – de enige partij die ervoor kan zorgen dat politie en justitie leren van fouten door vormverzuimen strenger aan te pakken dan de jurisprudentie op dit moment voorschrijft. Het rapport van het WODC biedt wellicht de nodige aanknopingspunten om rechters te overtuigen van het belang dat ook de overheid ‘leergeld’ betaalt voor fouten.

Heb je vragen of wil je van gedachten wisselen over het voorgaande neem dan contact met ons op via boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.LEES VERDER

#203: Onrechtmatig bewijs in de fiscaliteit

Vormverzuimen in het belastingrecht en het strafrecht worden in de huidige tijd met de mantel der liefde bedekt. De jurisprudentie van de Hoge Raad is zeer strikt als het gaat om het verbinden van gevolgen aan vormverzuimen. Het idee daarachter is dat een belastingplichtige of een verdachte niet mag profiteren van fouten die door de overheid worden gemaakt. Gelukkig zijn er – nog steeds – grenzen. Een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 november 2016 die begin 2017 werd gepubliceerd geeft een mooi voorbeeld van een zaak in het belastingrecht omtrent een informatiebeschikking waarin een inspecteur veel te ver is gegaan zodat het door hem verzamelde materiaal op geen enkele wijze in de procedure mag worden gebruikt.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts