#619: Een blinde vlek in de rechtsbescherming bij incidentenregistraties door financiële instellingen

Met het nieuws over de vervolging van Rabobank wegens Wwft-schendingen, heeft het OM opnieuw een dubbele streep getrokken onder de poortwachtersfunctie van financiële instellingen. En dat heeft gevolgen voor de wijze waarop zij omgaan met mogelijke integriteitsrisico’s. Wij hebben ons hierover eerder kritisch uitgelaten (bijvoorbeeld #563, #549, #528). Deze week richt onze kritiek zich op het gebrek aan rechtsbescherming ten aanzien van zogenaamde incidentenregistraties.

LEES VERDER

#618: De transactie in glorie herrezen?

Onlangs heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een zaak behandeld waarbij een verdachte en het Openbaar Ministerie (OM) er – zelfs ná het uitroepen van de zaak – in slaagden om tot een transactie te komen. Dit roept interessante vragen op over de mogelijkheden van buitengerechtelijke afdoening, wanneer de zaak al onder de rechter is. Daarnaast is deze kwestie een mooi voorbeeld van het blijvende belang van een transactie in strafzaken.

LEES VERDER

#617: Het verschoningsrecht bij verstrekking aan derden

Het verschoningsrecht blijft de tongen losmaken. Op 25 maart 2025 heeft de Hoge Raad een relevante beschikking (ECLI:NL:HR:2025:456) gewezen over de reikwijdte en de bescherming van het verschoningsrecht. Onderwerp van discussie was specifiek de vraag of het verschoningsrecht behouden blijft voor informatie die eerder door een advocaat is ingebracht in een fiscale procedure.

LEES VERDER

#616: Verantwoordelijkheid van derden voor cybercriminaliteit: bulletproof hosting

In een recente zaak bij de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:2488 en ECLI:NL:RBROT:2025:2492) stond een bulletproof hostingprovider en haar bestuurders terecht vanwege de actieve rol die hun infrastructuur speelde bij het hosten en verspreiden van de beruchte Mirai-botnetmalware. De rechtbank boog zich over de vraag of de verdachten medeplichtig waren aan computervredebreuk en de verdere verspreiding van de malware. Deze kwestie werpt een interessant licht op de grenzen van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor hostingproviders, zeker nu er (nog) geen formele wettelijke regels bestaan die deze sector reguleren.

LEES VERDER

#614: Uitzonderlijke omstandigheden in de strafmaat

Een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:2226) laat zien dat de strafmaat bij fraudezaken niet altijd voorspelbaar is. En dat is maar goed ook. Hoewel het benadelingsbedrag tussen de €500.000 en €1.000.000 lag, wat volgens de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken doorgaans zou leiden tot een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden, bleef een gevangenisstraf uit. In plaats daarvan werd volstaan met een taakstraf van 470 uren en slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf. De reden? Uitzonderlijke omstandigheden die de rechter heeft meegewogen, maar die doorgaans nauwelijks gewicht krijgen. Deze uitspraak laat zien dat er ruimte bestaat voor een pragmatische benadering bij de strafoplegging. En vormt tevens een wijze les voor de advocatuur van de omstandigheden die er volgens de rechtbank écht toe doen.

LEES VERDER

#612: Medepleger zonder pleger?

In een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:1036) werd een belastingadviseur veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften. De belastingadviseur werd tenlastegelegd (i) het doen van onjuiste aangiften IB/PVV over 2015 t/m 2017 voor twee cliënten en (ii) valsheid in geschrifte. De rechtbank kwam al gauw tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie voor het tweede feit, wegens de vervolgingsuitsluiting uit artikel 69 lid 4 AWR. Voorgaand artikel bepaalt namelijk dat in het geval van een fiscaal delict de verdachte niet (ook) mag worden vervolgd voor valsheid in geschrifte als bedoeld in artikel 225 lid 2 Sr. De eyecatcher in deze zaak is echter de veroordeling tot het medeplegen voor een kwaliteitsdelict, terwijl de strafzaken van de twee cliënten – de belastingplichtigen zelf – waren geseponeerd. Een opvallende gevolgtrekking, met name omdat enige onderbouwing van een nauwe en bewuste samenwerking – zoals vereist voor het medeplegen – ontbreekt.

LEES VERDER

#611: Europa’s momentum in de corruptiebestrijding: binnen de lijnen van de wet

Terwijl de Verenigde Staten de focus verlegt en bepaalde vormen van corruptiebestrijding niet langer als topprioriteit beschouwen, positioneert Europa zich juist in de strijd tegen corruptie. Dit momentum wordt versterkt door de reeds voorgestelde Richtlijn inzake de bestrijding van corruptie. Deze Richtlijn beoogt de strafbaarstelling van corruptie binnen de EU te harmoniseren en dwingendere maatregelen in te voeren om grensoverschrijdende corruptiezaken effectiever aan te pakken. Dit sluit aan bij bredere Europese ambities om de rechtsstaat te versterken en de invloed van corruptie op democratische instellingen te beperken. De kans dat Europa in het gat van de Amerikaanse focusverlegging springt, is dus vrij groot.

De voorgestelde Richtlijn zou voor Nederland een grote impact hebben op de uitbreiding van de strafbaarstelling van private omkoping, omdat volgens het voorstel nu onder andere ook ‘handel in invloed’ expliciet strafbaar gesteld zou moeten worden.

De roep van het Openbaar Ministerie: institutionele grenzen overschreden?

Een bekend geluid, want parallel aan deze grensoverschrijdende ontwikkelingen heeft het Nederlandse Openbaar Ministerie recent gepleit voor een uitbreiding van de strafbaarstelling van corruptie. Omkoping valt nauwelijks te bewijzen, kopte de krant. In plaats van enkel actieve en passieve omkoping te bestraffen, wil het Openbaar Ministerie dat ook ‘handel in invloed’ expliciet strafbaar wordt gesteld.

Het Openbaar Ministerie liet verder in de krant optekenen dat specifieke zaken tonen dat corruptie niet effectief aangepakt zou kunnen worden.

“Het OM besloot niet tot vervolging over te gaan (toevoeging Vaklunch: lees in het onderzoek tegen Nelie Kroes), omdat er onvoldoende bewijs was ‘dat in ruil voor een gift tegenprestaties zijn geleverd’, aldus een woordvoerder. Eerder strandde de corruptiezaak tegen de Haagse ex-wethouder Richard de Mos in de rechtszaal op hetzelfde punt. De Rijksrecherche en het OM grijpen de zaken aan om bij het ministerie aan te kaarten dat het in Nederland te moeilijk is om corruptie bewezen te krijgen.”

Toont het Openbaar Ministerie zich hier als een slechte verliezer? Of treedt het Openbaar Ministerie hier buiten zijn bevoegdheid? Een corruptiezaak die strandt bij een onherroepelijke vrijspraak betekent simpelweg dat van omkoping geen sprake was. Dat is dan geen lacune in de wet, maar de enige realiteit binnen het bestaande wettelijk kader. Het Openbaar Ministerie, als uitvoerende macht, bepaalt immers niet wat corruptie is!

De roep om strafbaarstellingen te willen uitbreiden ondermijnt de scheiding der machten. Het Openbaar Ministerie moet de wet uitvoeren. Een media-lobby vanuit het Openbaar Ministerie raakt de onafhankelijkheid en magistratelijkheid van de vervolgende instantie. De kritiek, onder meer verwoord in een opiniestuk in het FD, benadrukt dat wetgeving het domein van de wetgever is en dat het Openbaar Ministerie terughoudend moet zijn met het publiekelijk uiten van zulke wensen.

De rechtstaat

Deze ontwikkelingen zetten aan tot een bredere reflectie over de dynamiek tussen macht en verantwoordelijkheid binnen een democratische rechtsorde. De bestrijding van corruptie is van fundamenteel belang, maar kan niet ten koste gaan van constitutionele principes zoals de trias politica.

Enerzijds is het begrijpelijk dat een opsporings- en vervolgingsinstantie pleit voor effectievere handhavingsmogelijkheden. Anderzijds schuilt er gevaar in een institutionele verschuiving waarbij het Openbaar Ministerie invloed uitoefent op de wetgevende macht, onder het mom van effectievere wetshandhaving. Wanneer instituties hun grenzen niet langer strikt respecteren, ontstaat een precedent dat op termijn de democratische rechtsorde ondermijnt.

De komende maanden zullen uitwijzen of Nederland en de EU in staat zijn om corruptiebestrijding te versterken zonder afbreuk te doen aan de beginselen van de democratische rechtsstaat. Hopelijk wint de rechtsstatelijkheid het in Europa.

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

#610: Rechtmatig gebruik van onrechtmatig bewijs?

De wijze waarop bewijs wordt verkregen in een strafrechtelijk voorbereidend onderzoek is vaak voer voor discussie. Wanneer sprake is van een vormverzuim, kan de strafrechter hieraan consequenties verbinden op grond van artikel 359a Sv. Dat kan variëren van een enkele constatering van het verzuim, strafvermindering, bewijsuitsluiting of zelfs niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Maar wat als datzelfde onrechtmatig verkregen bewijs later wordt gebruikt in een fiscale procedure? Mag de Belastingdienst zich beroepen op bewijsmateriaal dat in het strafrecht niet mag worden gebruikt? In het arrest van 31 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:154) oordeelt de Hoge Raad – overeenkomstig de lijn in de jurisprudentie – dat het fiscale gebruik van bewijsmiddelen die op strafrechtelijk onrechtmatige wijze is verkregen, alleen in uitzonderlijke situaties niet is toegestaan.

LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts