#570: Woorden én daden

Het Openbaar Ministerie koerst op een steeds efficiëntere inzet van het strafrecht. Het college van PG maakte vorig jaar al bekend dat het Openbaar Ministerie met een nieuw college ook kan rekenen op “nieuwe accenten”. Met het oog op de capaciteit wordt onder meer steeds onderzocht of zaken vroegtijdig in het onderzoek kunnen worden afgedaan. Daarnaast worden de opties van het civiele recht beproefd en worden bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek die passen bij een efficiëntieslag, ingezet. En het blijft niet alleen bij beloftes.

Het Openbaar Ministerie zet in de praktijk steeds vaker artikel 2:19, lid 2, Burgerlijk Wetboek in. Die bepaling houdt in dat de rechtbank een rechtspersoon op verzoek van het Openbaar Ministerie ontbonden kan verklaren. Het OM kan een dergelijk verzoek bijvoorbeeld doen in het geval van een gebeurtenis die op basis van de statuten de ontbinding tot gevolg heeft (terwijl het geen op ontbinding gerichte handeling is). In vaklunch #499 gingen we al op de verschillende civiele mogelijkheden van het OM in, waaronder deze van het verzoeken om ontbinding van een vennootschap. Het Openbaar Ministerie schrijft expliciet op haar website dat zij het signaal wil afgeven dat zij “niet alleen strafrechtelijk optreedt maar ook andere bevoegdheden inzet om (…) strafbaar handelen te stoppen”.

Het Openbaar Ministerie voegde recent de daad bij het woord in een zaak van een verdachte die op 17 oktober 2023 is veroordeeld tot een boete van € 200.000 vanwege het overtreden van de sanctiewetgeving. Volgens de strafrechter heeft de rechtspersoon, in strijd met de ingestelde sancties tegen Rusland en middels valse facturen, (dual-use) goederen uitgevoerd naar Rusland.

Hoewel deze uitspraak nog niet onherroepelijk is, heeft het Openbaar Ministerie bekend gemaakt dat het afgelopen maand een verzoek heeft ingediend bij de civiele rechter om over te gaan tot ontbinding van deze vennootschap: Het OM vindt dat de rechtspersoon ontbonden moet worden om deze daarmee uit de samenleving te halen, aangezien deze de laatste jaren uitsluitend ten doel heeft gehad de sancties tegen Rusland te omzeilen. Het doel van de rechtspersoon kan naar het oordeel van het OM niet meer worden behaald omdat, onder meer, de bestuurder en enig aandeelhouder is veroordeeld tot een gevangenisstraf en het vermogen van de rechtspersoon is beslagen.” Het is de vraag hoe de civiele rechter hiermee om gaat, nu deze veroordeling niet definitief is.

Ons inziens is het wat voorbarig om de rechtspersoon in dit stadium te ontbinden. Daarnaast is van belang dat het strafrechtelijke beslag de rechtspersoon vermoedelijk al “vleugellam” heeft gemaakt. Is er dan op dit moment een belang de rechtspersoon te ontbinden? Wat ons betreft zal het definitieve strafrechtelijke oordeel moeten worden afgewacht. Het woord is aan de civiele rechter later deze maand.

Deze ontwikkelingen laten zien dat het Openbaar Ministerie het niet alleen bij beloftes houdt, maar ook de civielrechtelijke daad bij het woord voegt. Ook in de fraudepraktijk zullen bepalingen uit het BW in toenemende mate een rol gaan spelen. Wij houden de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

1 Comment
  • Okkema

    10 april 2024 at 20:54 Beantwoorden

    OM heeft 3 zaken liggen waarin zij niet strafrechterlijk hebben opgetreden de fraude niet hebben onderzocht en t kind door tegenwerking Jeugdzorg en onderwijs bijna dood was.

Post a Comment