4 september 2024
In een recent arrest heeft de Hoge Raad belangrijke overwegingen gewijd aan de interpretatie van het bestanddeel ‘verbergen of verhullen’ in het kader van witwasdelicten, zoals omschreven in de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De zaak betrof een verdachte die werd vrijgesproken van het verbergen of verhullen van de herkomst van bitcoins. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat de verdachte de criminele herkomst van bitcoins wilde verbergen of verhullen. Volgens het hof kon het enkel omzetten van bitcoins naar contant geld niet worden beschouwd als een handeling die gericht was op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst. Dit oordeel leek logisch, want het omzetten van bitcoins naar contant geld is op zichzelf een legale handeling en impliceert niet noodzakelijkerwijs een verhullingshandeling. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel onjuist was en dat het hof te veel de focus had gelegd op de intentie van de verdachte.
LEES VERDER