#513: Witwassen, valsheid, ontneming

Met de ontnemingsmaatregel kan na een veroordeling wederrechtelijk verkregen voordeel worden afgepakt. De gedachte hierachter is dat misdaad niet mag lonen. Maar om voordeel te kunnen ontnemen, moet wel vast komen te staan dat daadwerkelijk voordeel is behaald. Dit blijkt geen sinecure als het gaat om valsheid in geschrifte of witwassen. Uit een recente uitspraak blijkt gelukkig dat de ontnemingskamer van de rechtbank Amsterdam dit goed in de vingers heeft.

De vraag of een vals geschrift voordeel oplevert is in meerdere aspecten relevant. Immers als valsheid in geschrifte gepaard gaat met het verwijt van witwassen dan moet komen vast te staan dat het valse geschrift voordeel heeft opgeleverd alvorens dat bedrag kan worden witgewassen. Met andere woorden: alleen de opbrengsten uit een ander delict kunnen worden witgewassen. In #446 legden wij uit in welke gevallen valsheid in geschrift voordeel kan opleveren en daardoor als gronddelict voor witwassen kan kwalificeren. Daarbij geldt: geen voordeel, geen gronddelict voor witwassen.

Eenzelfde redenering kan worden toegepast op de ontnemingsmaatregel: ook in die procedure dient te worden bepaald welke baten de strafbare feiten hebben opgeleverd. Als geen sprake is van voordeel, kan immers ook niets worden ontnomen. En het is heel goed denkbaar dat iemand betrokken is bij het witwassen van bepaalde gelden (die dus uit een gronddelict afkomstig zijn) maar zelf geen voordeel heeft genoten uit het gronddelict. In dat geval dient te worden vastgesteld of het witwassen zelf nog enig voordeel heeft opgeleverd.

In de betreffende zaak was de belanghebbende (rechtspersoon) in twee instanties veroordeeld voor valsheid in geschrift en witwassen. Deze feiten hielden verband met oplichting en verduistering, waarvoor de medeverdachte (natuurlijk persoon, vertegenwoordiger van de rechtspersoon) was veroordeeld. De officier van justitie had het totale voordeel in deze zaak geschat op ruim een miljoen euro. Daarvan zou een bedrag van € 88.170,70 aan de rechtspersoon ten goede zijn gekomen.

De verdediging heeft in eerste instantie de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie betwist. De verdediging stelde zich op het standpunt dat reeds vorderingen van de benadeelde partijen waren toegewezen in de strafzaak tegen de natuurlijke persoon. De verdediging meende dat de veroordeelde hierdoor twee keer in een procedure wordt betrokken die in wezen over hetzelfde gaat. De rechtbank geeft hier een helder oordeel over. De ontvankelijkheid staat niet ter discussie omdat het wettelijk kader hier rekening mee houdt (zie hierover ook #471). De rechtbank overweegt:

“Aan de voorkant bepaalt artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht dat  toegewezen vorderingen – voor zover voldaan – in mindering gebracht worden op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Aan de achterkant voorziet artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering in een procedure om na de oplegging van een betalingsverplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel alsnog rekening te houden met vorderingen van benadeelde partijen, indien die nadien alsnog zijn betaald.”  

De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling hierover vervolgens niet meer toe. Want hoewel de verdediging hier geen punt van lijkt te hebben gemaakt, oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft behaald met de gepleegde delicten. De rechtbank benadrukt daarbij dat het enkele feit dat een geldbedrag is witgewassen nog niet automatisch betekent dat dit geldbedrag als voordeel is aan te merken. Hetzelfde geldt voor een veroordeling van valsheid in geschrift. Ook in dat geval moet concreet worden bepaald, of en hoeveel voordeel dit geschrift dan zou hebben opgeleverd. De rechtbank bepaalt dat geen voordeel kan worden ontnomen, en dat het gehele bedrag aan de medeverdachte moet worden toegerekend.

De praktijk leert dat lang niet alle procespartijen scherp zijn op de vraag of witwassen dan wel valsheid in geschrift daadwerkelijk voordeel hebben opgeleverd, terwijl dit van uitermate groot belang kan zijn in zowel de hoofdzaak als de daarop volgende ontnemingsprocedure. De rechtbank Amsterdam heeft hier gelukkig in deze zaak wel oog voor.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

 

No Comments

Post a Comment