#492: klein verschil, grote gevolgen

Vorige week was er opnieuw een FIOD-inval die direct grote aandacht van de media had. Eerder schreven wij al over de bijkomende (emotionele) gevolgen van zo’n inval en het gebrek aan aandacht daarvoor bij de strafeis (zie Vaklunch #449). Maar een FIOD-inval kan ook gevolgen hebben buiten het strafrecht; met name wanneer contante geldbedragen worden aangetroffen en na uitspraak van de strafrechter moeten worden afgestaan. Dat de inspecteur de gevolgen daarvan niet altijd scherp heeft, blijkt uit een recente uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant. LEES VERDER

#452: Strafrechter mag niet op de stoel van de inspecteur zitten

De verhouding tussen het fiscale recht en het strafrecht blijft interessante vraagstukken leveren. De wet bevat bepalingen om te voorkomen dat de strafrechter op de stoel van de inspecteur gaat zitten. Artikel 74 AWR is daarvan een voorbeeld (zie ook Vaklunch #399). Veel duidelijker kan een wetsbepaling niet zijn zou je denken. Toch levert deze bepaling nog wel eens discussies op. Want wat is de werking van artikel 74 AWR als de navorderingsbevoegdheid van de inspecteur is verjaard? Kan het Openbaar Ministerie dan wel fiscaal nadeel ontnemen? En wat als fiscale delicten in een commuun jasje worden gegoten of een fiscaal delict het gronddelict voor witwassen is?LEES VERDER

#451: “Weg met onzinbeslag”

Dat het Openbaar Ministerie vrij ijverig is met het leggen van beslag zullen veel advocaten wel herkennen. Als het gaat om het opheffen van die beslagen is die ijver echter nergens meer te bekennen. Het lijkt soms alsof officieren van justitie het moeilijk vinden een beslissing te nemen op een verzoek van de verdediging om het beslag (gedeeltelijk) vrij te geven. Hoewel we met z’n allen bijna gewend zijn geraakt aan deze vreemde situatie, blijken er toch ook officieren van justitie te zijn die aanleiding zien om deze praktijk te veranderen. “Weg met onzinbeslag”, zo luidt het veelbelovende artikel in het tijdschrift Opportuun. LEES VERDER

#213: ‘Het blauwe afpakhuwelijk’

Het Openbaar Ministerie klopt zichzelf veelvuldig op de borst als het gaat om het afpakken van crimineel geld. Vorig jaar werd een recordbedrag van 402 miljoen euro afgepakt. Maar dat is niet genoeg: Rob van Laar (financieel rechercheur bij de landelijke recherche) deed vorige week een oproep aan de toekomstige minister van Veiligheid en Justitie. In zijn afstudeeronderzoek genaamd ‘Het blauwe afpakhuwelijk’ was hij met name kritisch op de samenwerking tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Hij roept op tot betere samenwerking tussen de Belastingdienst en het OM en voor meer ruimte voor financieel rechercheurs om in witwaspraktijken te duiken met het kennelijke doel om meer crimineel geld af te pakken via de Pluk-ze wetgeving. Voordat de oproep wordt beoordeeld door de Minister lijkt het ons goed om ook nog eens te kijken naar de grenzen van de Pluk-ze wetgeving aangezien de Hoge Raad steeds duidelijkere grenzen stelt. Het Openbaar Ministerie wordt de laatste tijd veelvuldig teruggefloten. Hierover schreven wij bijvoorbeeld in Vaklunch #212 en #202. En daar kan het arrest van Hoge Raad van 4 april 2017 aan worden toegevoegd.LEES VERDER

#202: Het afpakklimaat is niet grenzeloos

De boodschap die de Hoge Raad in het arrest van 29 november 2016 bracht is goed overgekomen. In de jurisprudentie worden de teugels aangetrokken als het aankomt op de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel bij witwassen in ontnemingszaken. Want wat is nu het wederrechtelijk voordeel van het witwassen van belastingvoordeel? In het (nog) niet op rechtspraak.nl gepubliceerde vonnis van 18 januari 2017 geeft Rechtbank Amsterdam het Openbaar Ministerie handen en voeten aan het arrest van de Hoge Raad.

In deze zaak is de verdachte door de Rechtbank Amsterdam in het vonnis van 25 november 2015 veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor gewoontewitwassen in de jaren 2002 tot en met 2014. Het gronddelict is belastingfraude; het verzwijgen van inkomsten en vermogen in Luxemburg. Deze belastingbesparing heeft de verdachte door creditcard uitgaven en gebruik van contant opgenomen bedragen in het economisch verkeer gebracht. De door het Openbaar Ministerie aangevoerde grondslag voor de ontnemingsprocedure is het gewoontewitwassen en een soortgelijk feit als de belastingfraude waarvoor de verdachte is veroordeeld, namelijk belastingfraude die in de jaren voorafgaand aan 2002 zou zijn gepleegd.

Het verweer van de verdediging dat de rechtbank niet ontvankelijk is op basis van artikel 74 AWR – waarin ontneming ex artikel 36e Sr is uitgesloten voor fiscale strafbare feiten – slaagt voor zover het ziet op de grondslag belastingfraude. Tegen een ontnemingsvordering op basis van witgewassen vermogen verkregen door belastingfraude verzet artikel 74 AWR zich volgens de Rechtbank niet. In zoverre niets nieuws onder de zon.

De uitspraak is wel interessant als het aankomt op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het witwassen. Het Openbaar Ministerie zet hoog in en stelt primair dat het gehele buitenlandse vermogen door vermenging als afkomstig uit misdrijf – namelijk de belastingfraude – moet worden aangemerkt. Daar komt het Openbaar Ministerie echter niet mee weg. De Rechtbank oordeelt dat geldbedragen die het voorwerp van witwassen zijn niet zonder meer als wederrechtelijk verkregen voordeel zijn aan te merken. Daartoe verwijst de Rechtbank naar het recente arrest van de Hoge Raad waarin wij in vaklunch #195 reeds aandacht hebben besteed. De Rechtbank verlangt dan ook – ons inziens terecht – een betere motivering van het Openbaar Ministerie waar het genoten voordeel uit zou bestaan. Ook de subsidiaire poging daartoe – namelijk dat de omvang van het ten onrechte niet afgedragen bedrag aan belastingen voor de oude jaren het wederrechtelijk voordeel betreft – treft geen doel. Dit voordeel heeft de verdachte niet verkregen door het witwassen, maar door belastingfraude. Ontneming is voor dat geval bij wet uitgesloten.

Het standpunt van de Officier van Justitie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat voor zover het belastingvoordeel in het economisch verkeer is gebracht, is potentieel succesvol. De Rechtbank overweegt dat deze uitgaven een ander (geldelijk) voordeel zouden hebben kunnen opleveren dan de belastingbesparing. Als voorbeeld noemt de Rechtbank de waardevermeerdering van de aangeschafte goederen. Echter, op dat punt heeft het Openbaar Ministerie niets aangevoerd. De rechtbank heeft op basis daarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op nihil.

De rechtbank roept het Openbaar Ministerie een halt toe. Deze uitspraak laat zien dat het huidige ‘afpakklimaat’ – ons inziens terecht – niet grenzeloos is. Het Openbaar Ministerie van goeden huize moet komen om aannemelijk te maken dat witgewassen illegale belastingbesparing een voordeel heeft opgeleverd voor de betrokkene om dat voordeel te kunnen ontnemen.

Heb je vragen over ontneming of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem contact met ons op via boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.

#195: Witwassen versus ontnemen

Een financiële fraudezaak gaat veelal gepaard met een strafrechtelijk financieel onderzoek uitmondend in een ontnemingsvordering. Op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter een verplichting tot betaling opleggen indien de veroordeelde voordeel heeft gekregen door middel van of uit baten van het betreffende strafbare feit. In geval een veroordeling heeft plaatsgevonden voor witwassen dan is de vraag in hoeverre het voordeel dat is verkregen afkomstig is uit baten van het strafbare feit. Deze vraag kwam recent aan de orde in een arrest van 29 november 2016 van de Hoge Raad.LEES VERDER

#167: Maatregel minus straf?

In de praktijk zien wij een trend waarin het Openbaar Ministerie steeds meer gebruik maakt van de mogelijkheid om in de strafeis ook om verbeurdverklaring van gelden te verzoeken. Ook in de vakliteratuur is dat al gesignaleerd. Zo merkt Barensen bijvoorbeeld in zijn artikel op dat “verbeurdverklaring een effectief instrument [is] als het gaat om vermogensbestanddelen die de verdachte (dan wel degene bij wie de verdachte die bestanddelen heeft ondergebracht) nog bezit”.[1] Verbeurdverklaring is echter een straf en heeft dus een ander karakter dan de maatregel van ontneming. Ondanks deze verschillende karakters gaat het de Hoge Raad te ver om gelden te ontnemen die in wezen via de verbeurdverklaring al zijn ‘ontnomen’.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts