#457 Too little, too late

Op de valreep van 2021 nam een langslepende fraudezaak een opmerkelijke wending. De verdachte, die onder andere belastingfraude werd verweten, werd integraal vrijgesproken (en ontslagen van alle rechtsvervolging). Wat dit vonnis zo opvallend maakt, is de rol die het Openbaar Ministerie daarbij heeft gespeeld. De officier van justitie heeft de rechter tijdens de zitting namelijk gevraagd de verdachte vrij te spreken wegens een gebrek aan bewijs. Na een vervolging van achtenhalf jaar kwam dit standpunt van het Openbaar Ministerie als een verrassing.

De verdachte zou belastingfraude hebben gepleegd door het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften inkomstenbelasting. In deze zaak stond ter discussie of de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling van toepassing was. In dat verband was de belangrijkste vraag of een bepaalde onderneming als fiscaal transparant had moeten worden aangemerkt. Fiscale transparantie houdt in dat voor de belastingheffing ‘door de onderneming heen wordt gekeken’, naar de UBO. De verdachte was er, op advies van zijn adviseurs, van uitgegaan dat géén sprake was van fiscale transparantie en dat derhalve de terbeschikkingstellingsregeling was geëindigd.

Volgens het vonnis is vast komen te staan dat wél sprake was van fiscale transparantie en dat de aangiften dus inderdaad onjuist waren. Tijdens de zitting bracht de officier van justitie echter naar voren dat de verdachte geen opzet had gehad op de onjuistheid. Volgens de officier van justitie mocht de verdachte vertrouwen op het advies van zijn adviseurs: “De jurisprudentie van de Hoge Raad brengt met zich dat verdachte zich ter voorkoming van fouten niet zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen hoefde te verdiepen. Om fouten te voorkomen had hij zich juist voorzien van deskundige advisering, terwijl hij geen redenen had om aan de deskundigheid van zijn adviseurs te twijfelen.” De rechtbank volgde de officier in deze zienswijze en sprak de verdachte vrij. Overigens blijkt uit het vonnis dat ook de adviseurs, die niet terechtstonden, er destijds van uitgingen dat sprake was van fiscale transparantie.

Dit is een mooie uitspraak over het ontbreken van opzet wanneer een belastingplichtige vertrouwt op zijn adviseur. In onze praktijk hebben wij met grote regelmaat te maken met cliënten die vervolgd worden voor het hanteren van een fiscale structuur die zij niet zelf hebben bedacht en vaak niet eens goed begrijpen. Het belastingrecht is een buitengewoon complex rechtsgebied. Dat mensen professionele hulp inschakelen om hierbinnen te manoeuvreren, dient te worden aangemoedigd in plaats van bestraft.

Daarnaast zijn wij blij met de (uiteindelijke) opstelling van het Openbaar Ministerie in deze zaak. De officier van justitie – die de zaak van een andere officier had overgenomen – heeft als magistraat de enige juiste keuze gemaakt. Seponeren was niet meer mogelijk, omdat het onderzoek ter terechtzitting door een regiezitting al was aangevangen (242 lid 2 Sv). Hij moest dus wachten tot het requisitoir om zijn zienswijze kenbaar te maken. Dat laatste lijkt ons overigens een onnodig formele gang van zaken – een sepot in dit stadium van het onderzoek is in goed overleg met de rechter soms toch nog een optie.

Deze procedure heeft in totaal achtenhalf jaar geduurd en ongetwijfeld een enorme impact gehad op de verdachte. Het adagium ‘beter laat dan nooit’ gaat daarom niet helemaal op, maar een hand in eigen boezem van het Openbaar Ministerie kunnen wij altijd waarderen.

No Comments

Post a Comment