#495: Ik zie ik zie wat jij niet ziet

De baan die voor vele scenarioschrijvers inspiratie biedt, is er één waar in de realiteit over gezwegen wordt. Iedereen kent James Bond, The Americans, the man from U.N.C.L.E. en, vooruit, Austin Powers. Maar niemand kent een echte. Althans, niemand realiseert zich dat hij een echte kent, zoals de serie The Salisbury Poisonings ook pijnlijk duidelijk maakt. En dat is ook logisch. Een spion werkt ónder de radar. In de huidige roerige tijden waarin de contouren van de wereldorde vervagen en verschuiven, is dit thema actueler dan ooit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een wetswijziging om de strafbaarstelling van spionage uit te breiden op handen is.

Op 28 februari 2022 – vier dagen na de Russische invasie in Oekraïne – verscheen een nieuw wetsvoorstel om de strafbaarstelling van spionage uit te brengen. Als achtergrond wordt benoemd dat er verschillende ontwikkelingen zijn die hiertoe aanleiding hebben gegeven. “Zo zijn er […] nieuwe spelers op het wereldtoneel verschenen, die met allerlei middelen en steeds assertiever hun eigen belangen proberen te behartigen. Met de digitalisering neemt ook de digitale spionage een vlucht.” Ook diasporaspionage wordt genoemd: “Bij deze vorm proberen buitenlandse overheden invloed uit te oefenen binnen gemeenschappen in Nederland die uit die landen afkomstig zijn. Binnen deze gemeenschappen worden tegenstanders en critici van buitenlandse overheden de mond gesnoerd of onder druk gezet om anderszins mee te werken.” Om te voorkomen dat Nederland achter komt te lopen bij omringende landen en daarmee een aantrekkelijk doelwit wordt, moet Nederland nu ook verdere stappen zetten. Spionage en sabotage van statelijke actoren worden geduid als het grootste digitale risico voor de nationale veiligheid.

Het Wetboek van Strafrecht bevat strafbaarstellingen over het schenden van staatsgeheimen. Daarnaast kan ook het verkrijgen van niet-geheime informatie door te hacken onder diefstal of verduistering vallen. Maar er zijn situaties denkbaar waarin iemand rechtmatig over niet-geheime informatie beschikt en die vervolgens aan een buitenlandse mogendheid verstrekt (terwijl dat niet de bedoeling is). Dat is op dit moment niet strafbaar, terwijl het volgens de toelichting op het wetsvoorstel zwaarwegende belangen van Nederland, Nederlandse bondgenoten, volkenrechtelijke organisaties of burgers kan schaden. Het wetsvoorstel beoogt verschillende strafrechtelijke bepalingen uit te breiden met de strafbaarstelling van het verrichten van handelingen voor of verstrekken van inlichtingen aan een buitenlandse mogendheid, terwijl de pleger weet dat daarvan “gevaar is te duchten” voor Nederland of de andere benoemde partijen.

In het recent gepubliceerde advies over het wetsvoorstel is de Raad van State kritisch. Kortgezegd richt de Raad van State zich vooral op het bestanddeel “handelingen ten behoeve van een buitenlandse mogendheid”. Deze term kan volgens de Raad van State allerlei handelingen omvatten, “zoals het verspreiden van desinformatie, het beïnvloeden van besluitvorming en het intimideren van bevolkingsgroepen”. De Raad van State adviseert om die reden de strafbare handelingen zo nauwkeurig mogelijk af te bakenen. Deze kritische noot van de Raad van State is volgens ons terecht. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel lijkt onvoldoende oog te zijn voor de werkzaamheden voor buitenlandse mogendheden van bijvoorbeeld verschillende ambassades in Nederland, net als voor verdere werkzaamheden in het diplomatieke domein. Met enige creativiteit zouden vele (gewone en rechtmatige) werkzaamheden onder de reikwijdte van het conceptdelict kunnen vallen. Uiteraard moet dan ook nog sprake zijn van wetenschap bij de verdachte dat “gevaar te duchten” is van deze gedragingen. Dit bestanddeel is niet eenvoudig te bewijzen, dus het zal niet zomaar tot een bewezenverklaring leiden. Maar dan nog is het van belang om de beoogde strafbare handelingen beter te duiden. Juist om te voorkomen dat het doel van de nieuwe strafbepaling wordt bereikt.

Niet alleen vanwege het lex certa-beginsel, maar ook omdat een te ruime formulering de effectiviteit van een strafbepaling ondermijnt is een heldere afbakening van gedragingen gewenst. Zou het huidige voorstel wet worden, dan wordt het Openbaar Ministerie immers op pad gestuurd met een wapen dat enkel hagel kan schieten, zonder dat het de roos goed in het vizier heeft. Wij houden de ontwikkelingen in ieder geval met belangstelling in de gaten.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment