#286: Strafbare beïnvloeding
Vele advocaten zullen iedere rechtzoekende afraden om onvoorbereid aan een verhoor van autoriteiten mee te werken. Dat geldt niet alleen voor een verhoor van een verdachte, maar zeker ook voor het verhoor van een getuige. Dat heeft niet altijd te maken met vrees om ‘van kleur te verschieten’ en jezelf door je eigen verklaring van getuige naar verdachte te promoveren. Dat kan ook te maken hebben met een geheimhoudingsverplichting van de getuige. Die verplichting heeft de getuige te respecteren en een geheimhoudingsverplichting kan niet door iedere (opsporings-)autoriteit worden doorbroken. Ook kunnen bijvoorbeeld belangen van familieleden een rol spelen waardoor de afweging moet worden gemaakt om al dan niet een beroep op het verschoningsrecht te doen. Kortom, legio redenen voor een getuige om voorbereid aan een verhoor te starten. Maar hoe ver mag een advocaat gaan die een getuige voorbereidt?
In Vaklunch #142 schreven we al over de vraag wanneer voorbereiding van een getuige het kantelpunt bereikt en overvloeit in strafbare voorbereiding. Het beïnvloeden van getuigen is strafbaar gesteld in het wetboek van Strafrecht. Blijkens artikel 285a Wetboek van Strafrecht is daarvan sprake in het volgende geval: Hij die opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding zich jegens een persoon uit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Niet alleen advocaten kunnen zich schuldig maken aan het beïnvloeden van getuigen. Wij concludeerden in Vaklunch #142 op basis van de jurisprudentie dat ook Officieren van Justitie wel eens uit de bocht vliegen. De intentie om een getuige te beïnvloeden en ‘woorden in de mond te leggen’ blijkt het cruciale kantelpunt van voorbereiding naar beïnvloeding te zijn. Artikel 285a Sr beoogt de verklaringsvrijheid van de getuige te beschermen.
De conclusie van advocaat-generaal mr. Knigge van 4 september 2018 trok in dit kader onze aandacht. In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor beïnvloeding van een getuige. Het vonnis is niet gepubliceerd, maar uit de conclusie is op te maken dat het gaat om een veroordeling op basis van een telefoongesprek tussen de verdachte en de getuige die meldde dat hij zich niet met de zaak van de verdachte zou bemoeien. De verdachte heeft daarop tegen de getuige gezegd dat hij wel moest getuigen. Ook heeft de verdachte gezegd wat de getuige zou moeten zeggen en dat hij “wel goed moest praten”.
Hieruit blijkt dat de verdachte ook tegen de getuige heeft gezegd wat hij zou moeten verklaren. De vraag die aan de orde is of hier dan sprake is van strafbare beïnvloeding van de getuige door de verdachte. De advocaat-generaal meent van niet. Hij ontleent dat aan de verwijzing in artikel 285a Sr naar ‘de waarheid’. De advocaat-generaal schrijft dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een getuige die zich vergist en een getuige die opzettelijk onwaarheid spreekt:
“Het (buiten de rechtszaal) bewerken van de zich vergissende getuige valt onder het bereik van art. 285a Sr (hiervoor, onder 6.10). Dat is anders met betrekking tot de liegende getuige. Als die getuige buiten de rechtszaal wordt benaderd met het dringende verzoek om geen verklaringen af te leggen waarvan hij weet dat ze onjuist zijn, wordt de vrijheid van die getuige om naar waarheid te verklaren, niet aangetast. Integendeel. De getuige wordt juist aangemoedigd om naar waarheid te verklaren, dat wil zeggen om een verklaring af te leggen die overeenstemt met hetgeen volgens hem zelf de waarheid is. Dat wordt niet anders als dat dringende verzoek gepaard gaat met bedreiging. Die bedreiging levert mogelijk het misdrijf van art. 284 of 285 Sr op, maar niet het misdrijf van art. 285a Sr.”
Mr. Knigge duidt hiermee wat ons betreft scherp aan waar de kern van strafbare beïnvloeding van getuigen ligt, ook als het aankomt op advocaten en/of officieren van justitie die een getuige voorbereiden op een verhoor. Die grens is bereikt als een getuige ‘woorden in de mond worden gelegd’ die strijdig zijn met de waarheid. Immers wordt alleen dan de vrijheid om de waarheid te verklaren beperkt.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl
Davy de Boer
12 september 2018 at 20:53Ik heb een patiënt , die een zaak in Frankrijk had en van zijn advocaat moest getuige dat hij geen Frans sprak. Hij zei naar waarheid dat hij middelbaar school niveau Frans spak. De advocaat was woedend en zei dat ze daarom de zaak verloren had. De advocaat komt van een gerenomeerd kantoor