#477: Procesafspraken, it takes three to tango

Procesafspraken blijven de gemoederen bezig houden. Wij schreven hierover al in Vaklunch #450, #465 en #470. Uit de daarin aangehaalde jurisprudentie blijkt dat rechters wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag uiteenlopende criteria toepassen bij de beoordeling van procesafspraken. Zo toetste rechtbank Overijssel begin dit jaar of procesafspraken helpen een bijdrage te leveren aan de ontlasting van het strafrechtsysteem, terwijl hof Arnhem-Leeuwarden afgelopen april procesafspraken beoordeelde op efficiency, duidelijkheid voor de andere betrokken partijen en effectiviteit. Afgelopen week gooide rechtbank Zeeland-West-Brabant het over een compleet andere boeg door te toetsen of de procesafspraken in kwestie voldeden aan ‘twee voorwaarden die het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) stelt aan afsprakenprocedures’. Hoe pakte dat uit?LEES VERDER

#476: ‘Nothing to declare’

Een van de belangrijkste beginselen van het strafrecht is het ‘ne bis in idem’-beginsel, neergelegd in artikel 68 Wetboek van strafrecht (Sr). Letterlijk vertaald betekent ne bis in idem ‘niet twee keer voor hetzelfde’. Het beginsel heeft dan ook ten doel te voorkomen dat een persoon twee keer voor hetzelfde feit in rechte wordt betrokken. In het Nederlandse strafrecht geldt dit op grond van artikel 68 (lid 2) Sr ook voor veroordelingen door een niet-Nederlandse strafrechter. De voorwaarde is dan wel dat de opgelegde straf is uitgevoerd. Maar wanneer is nu sprake van ‘hetzelfde feit’? In de praktijk blijkt het antwoord op deze vraag vanwege de vergelijking tussen de juridische aard van de feiten en de gedragingen van de verdachte niet eenvoudig. Zo ook in de zaak in een recente conclusie van A-G Spronken.

In deze zaak is de verdachte in Zwitserland op grond van artikel 305bis (lid 2) van het Schweizerisches Strafgesetzbuch veroordeeld voor het gekwalificeerd witwassen van geld. De zaak ging over een geldtransport door de verdachte via Schiphol, waarbij 49.600 euro en 12.100 Zwitserse frank in beslag is genomen. Na de onherroepelijk geworden veroordeling voor witwassen door de Zwitserse rechter heeft de verdachte de in Zwitserland opgelegde gevangenisstraf uitgezeten. Maar daarmee was de kous niet af.

Voor exact hetzelfde geldtransport wordt de verdachte vervolgens namelijk ook in Nederland vervolgd voor witwassen. Daarnaast wordt hem het (opzettelijk) niet voldoen aan de aangifteplicht ex artikel 10:1 (leden 4 en 5) van de Algemene douanewet (oud) ten laste gelegd. In hoger beroep oordeelt het hof dat het ne bis in idem-verweer wel opgaat voor het tenlastegelegde witwassen, maar niet voor het niet doen van de aangifte. Volgens het hof is het witwassen namelijk een andere gedraging dan het niet doen van aangifte, en is er dan ook geen sprake van hetzelfde feit. Immers: ‘Dat iemand crimineel geld invoert, impliceert niet dat hij daarvan geen aangifte doet’, aldus het hof. Dit betekent dat de verdachte ten aanzien van hetzelfde feitencomplex qua gedraging, tijd, plaats en omstandigheden een tweede keer wordt veroordeeld, terwijl hij zijn straf ten aanzien van de eerste keer al heeft uitgezeten.

A-G Spronken kan zich niet verenigen met het oordeel dat het niet voldoen aan de aangifteplicht een ander feit is dan het witwassen. Zij meent dat de aard en kennelijke strekking van het bij binnenkomst in Nederland heimelijk voorhanden hebben van een geldbedrag dat uit misdrijf afkomstig is in de kern niet afwijkt van het niet voldoen aan de aangifteplicht. Deze feiten zijn volgens haar dan ook aan te merken als ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr. De A-G meent dat het feit dat de identieke gedragingen van de verdachte onder verschillende delictsomschrijvingen vallen en het feit dat de verplichting tot het doen van aangifte zowel crimineel als niet-crimineel geld kan betreffen, daar niet aan afdoet. Immers is niet nodig dat de strekking van verschillende delictsomschrijvingen dezelfde is.

Wij sluiten ons graag aan bij de opvatting van A-G Spronken. Hoewel de rechtspraak ook een andere invalshoek laat zien (zie o.a. Vaklunch #466), voorkomt de door A-G Spronken voorgestane lijn onzes inziens onnodig dubbele vervolgingen voor hetzelfde feitencomplex. Het draagt bij aan de rechtszekerheid voor de betrokkene en daarnaast kan de capaciteit van de opsporingsautoriteiten voor andere zaken worden ingezet. Wij kijken met veel belangstelling uit naar het arrest van de Hoge Raad.

Heb je vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

#475: Fraude in het buitenland, het nultarief en opzet

Bestrijding van internationale btw-fraude blijft een belangrijk speerpunt van het Openbaar Ministerie en ook van het Europees Openbaar Ministerie. De inzet van het strafrecht in dit soort zaken blijkt echter niet altijd op zijn plaats. Daarbij kunnen de volgende vragen interessant zijn: wanneer kan worden bewezen dat sprake is van fraude in de handelsketen en wat zijn de fiscale gevolgen daarvan in Nederland? En hoe zit het met het bewijs van opzet? Een recent vonnis van de rechtbank Amsterdam zet een aantal heldere uitgangspunten op een rij.LEES VERDER

#474: Effectiever toezicht op opsporing

Afgelopen maandag, 16 mei 2022, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies openbaar gemaakt over het wetsvoorstel dat het Wetboek van Strafvordering moderniseert. Doel van dit nieuwe wetboek is onder andere vereenvoudiging van de regels over de opsporingsbevoegdheden, stroomlijning van procedures en het verkorting van de doorlooptijden. Het advies luidt dat het noodzakelijk is dat het nieuwe wetboek op een aantal punten wordt aangepast. Opvallend is dat deze punten met name zien op de uitoefening van opsporingsbevoegdheden die met voldoende waarborgen moet zijn omkleed, het (rechterlijk) toezicht op het optreden van strafvorderlijke autoriteiten, en verbetering van de positie van de verdachte.LEES VERDER

#473: Onjuist, maar niet zonder meer bewust

In de fiscale fraudepraktijk passeren vele leerstukken uit verschillende rechtsgebieden de revue. Een recent arrest van de strafkamer van hof Den Haag van 21 april 2022 is daarvan een mooi voorbeeld. In deze zaak veroordeelt het hof een verdachte voor het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Sr), omdat hij via zijn belastingadviseur de Belastingdienst onjuist zou hebben geïnformeerd over de vestigingsplaats van een vennootschap (een buitenlandse limited). Maar is er wel sprake van opzet?LEES VERDER

#472: De civiele rechter over een behoorlijke strafrechtspleging

In het civiele recht komen geregeld strafrechtelijke vraagstukken aan de orde. Zo zal niemand zijn ontgaan dat recent een civiele kort geding rechter een beslissing heeft genomen over de interpretatie van het Wetboek van Strafvordering aangaande het verschoningsrecht. Of hoe rechtbank Amsterdam Sywert van Lienden schorste uit het stichtingsbestuur op verzoek van het Openbaar Ministerie. Op 20 april 2022 kwam een andere interessante rechtsvraag aan de orde bij de civiele rechter, namelijk of een strafrechtelijke transactie zoals bedoeld in artikel 74 Sr kan worden vernietigd op basis van bedrog of dwaling. Dit op grond van de artikelen 3:44, tweede lid, en 6:222 van het Burgerlijk Wetboek (BW).LEES VERDER

#471: Verbeurd en ontnomen

Misdaad mag niet lonen. Daarom wordt voordeel dat is behaald door het plegen van misdrijven van veroordeelden ‘afgepakt’. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een ontnemingsmaatregel op te leggen of (een deel van) het voordeel verbeurd te verklaren. Maar hoe om te gaan met de situatie dat zowel een verbeurdverklaring als een ontneming aan de orde is? Die vraag kwam onlangs aan bod in een conclusie van advocaat-generaal Aben.LEES VERDER

#470: Afspraak is afspraak

De wens om strafrechtelijke procedures efficiënter te laten verlopen is aanwezig bij alle betrokkenen. Het strafrecht is effectiever voor de samenleving als procedures niet onnodig lang duren. Daarnaast hebben verdachten in de regel geen baat bij langdurige onzekerheid en heeft het Openbaar Ministerie qua capaciteit ook belang bij een snellere en efficiëntere behandeling. In februari 2019 uitte het OM al de wens om vaker procesafspraken te maken met de verdediging. De contouren van de mogelijkheden en onmogelijkheden worden steeds beter zichtbaar.LEES VERDER

#468: Uitgrijzen is niet vernietigen

In Vaklunch #467 schreven wij over het kort geding vonnis dat ging over de inbreuken die door het OM zijn gemaakt op het verschoningsrecht. Zoals wij toen al signaleerden biedt dit vonnis veel interessante punten die het bespreken waard zijn. In die Vaklunch bespraken we een aantal concrete handvatten die de uitspraak biedt voor de praktijk. In de Vaklunch van deze week staan we stil bij enkele technische aspecten uit dit vonnis. De kort geding rechter benadrukt daarin nogmaals het in de wet vastgelegde belang van het vernietigen van verschoningsgerechtigde gegevens. Maar wat betekent ‘vernietigen’ in het huidige digitale tijdperk eigenlijk?LEES VERDER

#467: Een schone zaak

Al jaren zijn advocatenkantoor Stibbe en het Openbaar Ministerie verwikkeld in een felle strijd over (de uitleg van) het verschoningsrecht. Afgelopen week deed de voorzieningenrechter uitspraak in een kort geding procedure die door vier Stibbe-advocaten was aangespannen wegens schending van het verschoningsrecht door het OM en de FIOD. Opnieuw werd bevestigd dat inbreuk is gemaakt op het verschoningsrecht. Het vonnis van de voorzieningenrechter bevat een veelheid aan interessante punten die alle op zich het bespreken waard zijn. Voor deze week beperken wij ons tot een aantal concrete handvatten die de uitspraak biedt voor de praktijk.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts