#576: Actie in de transactie

Een transactie houdt geen formele schulderkenning in. In het conceptwetsvoorstel van de Eerste aanvullingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering nuanceert de wetgever dat uitgangspunt. Wat ons betreft gaat dit voorstel terug naar de tekentafel.

De transactie

Nadat opsporingsautoriteiten een strafrechtelijk onderzoek hebben afgerond, neemt de officier van justitie een vervolgingsbeslissing. Zo kan de officier van justitie besluiten de zaak voor te leggen aan de rechter. Maar de officier van justitie kan ook besluiten de zaak buitengerechtelijk af te doen via een sepot, een transactie of een strafbeschikking. Zeker in fraudezaken zien wij regelmatig dat zo’n buitengerechtelijke afdoening wordt verkozen boven een gerechtelijk proces. Want in de fraudepraktijk zijn langdurige en complexe onderzoeken eerder regel dan uitzondering. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op opsporings- en zittingscapaciteit van de autoriteiten, maar ook op de verdachte. Die ervaart lange tijd stress en onzekerheid. En dan komt er soms een moment waarop de gevolgen van een strafrechtelijk onderzoek (zie bijvoorbeeld #520) niet meer opwegen tegen de wens om de zaak voor te leggen aan de rechter.

Een transactie biedt in zo’n geval een praktische uitkomst. Daarin stelt de officier van justitie voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging. Het gaat doorgaans om financiële voorwaarden, zoals bijvoorbeeld om een geldsom, een schadevergoeding, of verbeurdverklaring. De bewijsbaarheid van de verdenking en de strafbaarheid daarvan blijven echter in het midden. Een transactie houdt dus geen formele schuldvaststelling in. Dit in tegenstelling tot de strafbeschikking, waarmee de officier van justitie vaststelt dat een strafbaar feit is begaan en de verdachte dit ook erkent (#500).

De schuld betwist

In het conceptwetsvoorstel nuanceert de wetgever het karakter van de transactie, door wettelijk te regelen dat een transactie alleen nog mogelijk is als de verdachte niet (langer) zijn schuld betwist. Dat blijkt uit het voorgestelde artikel 3.4.4, waarin de wetgever als één van de voorwaarden voor de transactie heeft opgenomen dat de verdachte de geconstateerde feitelijke gedraging én de bewijsbaarheid en strafbaarheid daarvan niet betwist. In geval van een hoge transactie moet de officier van justitie deze ‘verklaring’ ook aan het gerechtshof overleggen in het kader van een verlofprocedure. Dat blijkt uit het voorgestelde artikel 3.4.12.

Een doordachte onderbouwing voor deze voorwaarde ontbreekt. Want zoals hiervoor toegelicht, zijn er diverse (praktische) redenen te bedenken waarom de officier van justitie een transactie aanbiedt en de verdachte dat aanbod vervolgens accepteert. Redenen die volledig losstaan van de inhoud van de zaak, en dus van de vraag of de verdachte zijn schuld betwist. Het bestaansbelang van de transactie ten opzichte van de strafbeschikking vervalt daarmee eveneens.

Als gezegd blijft de motivering van de wetgever in de conceptmemorie van toelichting achter. De wetgever verwijst daarin naar het eerdere conceptwetsvoorstel tot wijziging van de buitengerechtelijke afdoening. Daarin werd eerder nog de eis gesteld dat de verdachte de feitelijke gedraging erkent. Als gevolg van het politieke debat rondom de transactiepraktijk kwam deze eis vervolgens terecht in de Aanwijzing hoge transacties (#395) In het voorliggende conceptwetsvoorstel neemt de wetgever deze ‘erkenningseis’ niet over. Maar waarom dit rechtvaardigt dat de verdachte zijn schuld niet langer betwist, blijft onduidelijk.

De wetgever verwijst nog naar de nieuwe wettelijke regeling over procesafspraken, waarin de wetgever in artikel 4.2.26b ten aanzien van het tenlastegelegde feit een soortgelijke voorwaarde heeft geformuleerd. Kennelijk wil de wetgever dit uitgangspunt ‘doortrekken’ naar de transactie. Maar ook hier blijft volstrekt onduidelijk waarom dat noodzakelijk is. Een transactie verschilt wezenlijk van procesafspraken omdat procesafspraken pas in beeld komen als de zaak al onder de rechter is. Het doel van een transactie is nu juist om dat te voorkomen. Hier vergelijkt de wetgever dus appels met peren.

Praktische punten

Daarnaast signaleren wij dat de wetgever enkele praktische punten compleet buiten beschouwing laat. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met een verklaring zoals bedoeld in artikel 4.3.3 als het gerechtshof besluit om geen verlof te verlenen voor een hoge transactie, en de transactie dus niet doorgaat? Kan een verdachte dan, met het oog op voortzetting van de vervolging, alsnog zijn schuld betwisten? Hoe moet dat praktisch worden vormgegeven, aangezien de wetgever voorstelt dat het gerechtshof alle verlofbeslissingen (waaronder negatieve) zal publiceren op rechtspraak.nl?

Op deze vragen heeft de wetgever (nog) geen antwoord. Als het aan ons ligt, gaat de wetgever daar alsnog mee aan de slag en komt er actie in de transactie!

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl

No Comments

Post a Comment