#385: Informanten bemantelen

In Vaklunch #268 schreven wij over de functie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI), de opvolger van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE). De TCI houdt zich, onder gezag van de TCI-officier van justitie, bezig met het verkrijgen van strafrechtelijk relevante informatie door in contact te treden met (criminele) informanten. In die Vaklunch schreven wij met name over hoe grip kan worden gekregen op deze informatie door middel van het horen van getuigen. In een recente zaak zien wij hoe een rechtbank, een hof en het Openbaar Ministerie omgaan met dit soort getuigenverzoeken.LEES VERDER

#384: Petje op, petje af…

Controlebevoegdheden en opsporingsbevoegdheden zijn in de wet duidelijk van elkaar gescheiden. De pet van de controle- en opsporingsambtenaar zijn overduidelijk verschillend. Deze petten mogen niet lukraak worden gewisseld. Opsporingsbevoegdheden mogen alleen worden ingezet op basis van een verdenking en conform de wettelijke bepalingen. Opsporing kan dus niet worden gebaseerd op wettelijke controlebevoegdheden. Toch blijkt het in de praktijk verleidelijk om onder de noemer ‘controle’ aan opsporing te doen.LEES VERDER

#383: Appelleren ≠ riskeren

Appelleren is riskeren is een vaak gehoorde kreet. Het lijkt zelfs soms alsof rechtbanken een net iets lagere straf opleggen dan op basis van de feiten verwacht zou worden, om te voorkomen dat een verdachte in hoger beroep gaat. Het risico op een hogere straf zorgt er dan voor dat de verdachte het vonnis van de rechtbank op de koop toe neemt en berust in de uitkomst. Gelukkig kan een hoger beroep ook goed uitpakken zodat deze recht doet aan de feiten.LEES VERDER

#382: Is het ambtsgeheim geschonden?

Iedere vorm van macht gaat gepaard met verleidingen. Dat is niet altijd ingegeven door eigen gewin, maar soms speelt nieuwsgierigheid de mens ook parten. Ambtenaren beschikken over een vorm van macht over burgers, mede in de zin dat zij toegang kunnen krijgen tot vertrouwelijke informatie over die burgers. Die gegevens moeten op basis van de wet geheim blijven. Schending van die plicht is onder omstandigheden strafbaar. Maar daarvan is niet zomaar sprake.LEES VERDER

#380: Frappez, frappez toujours

In de eerdere Vaklunches #375 en #378 schreven wij al over de onderzoeksproblemen die in fraudeonderzoeken vaak voorkomen. Veel onderzoeken worden geplaagd door negatieve effecten van de lange duur van een onderzoek. Daarbij komt de waarheidsvinding al snel in het gedrang en is het de vraag of het onderzoek dan nog voldoende basis kan bieden voor een eerlijk proces. Het is van belang om deze vraag te blijven stellen aan het Openbaar Ministerie. Niet enkel of pas ter zitting, maar juist vóórdat het zover is. Alleen dan kan worden voorkomen dat betrokkenen met een (wellicht onterechte) openbare procedure worden geconfronteerd, met alle mogelijke gevolgen van dien.LEES VERDER

#379: Exporteren

De Sanctiewet 1977 is een kaderwet en is de grondslag voor de uitwerking van (inter)nationale regels ter uitvoering van de internationale sanctiemaatregelen. Doel van de wet is bestrijding van onder meer ongewenste handel, witwassen en terrorisme. Diverse onderdelen van de sanctieregelgeving vereisen dat eerst een vergunning moet worden verkregen alvorens goederen mogen worden verkocht en geëxporteerd. In deze sanctiezaken is vaak een discussiepunt wanneer sprake is van export. Een recent arrest van Gerechtshof Amsterdam geeft antwoord op deze vraag.LEES VERDER

#378: Te veel hooi op de vork

Zeker in fraudezaken is een bekend probleem dat onderzoeken lang duren. Vaak te lang. Dat kan met verschillende factoren te maken hebben, maar het effect is vaak hetzelfde: als de zaak uiteindelijk voor de rechter komt is gemakkelijk een decennium of langer verstreken sinds de feiten die centraal staan in het onderzoek. Dat heeft allerlei nadelige effecten op de mogelijkheid om aan waarheidsvinding te doen, zie daartoe bijvoorbeeld ook Vaklunch #292 en Vaklunch #375. Ook heeft het een enorme impact op de verdachte en zijn of haar omgeving. Naast het feit dat onderzoeken vaak lang duren, zijn ook rechtbanken en hoven vaak te druk. Zij moeten al geruime tijd zoveel zaken behandelen dat nieuwe zaken simpelweg achter in de rij moeten aansluiten. Inmiddels wordt daar nog een complicerende factor aan toegevoegd: de corona-effecten. De rechtbanken lijken het aanbod van zaken met de beperkte zittingscapaciteit niet het hoofd te kunnen bieden. Kan dat niet anders?LEES VERDER

#377: Het OM reflecteert

Op 16 juni heeft het Openbaar Ministerie een jaarbericht gepubliceerd over het jaar 2019. In dit jaarbericht legt het Openbaar Ministerie verantwoording af over de inzet, prestaties en resultaten in 2019 en de wijze waarop invulling is gegeven aan de maatschappelijke taak van het Openbaar Ministerie. Wat kunnen wij leren uit dit jaarbericht op het gebied van fraudezaken?LEES VERDER

#376: Vergissen ≠ fraude

Vergissen is menselijk. Het kan iedereen gebeuren. Als je je vergist doe je niet opzettelijk iets verkeerd. Nee, je maakt een fout en je bedoelingen zijn goed. Van “willens en wetens” handelen is geen sprake. Een vergissing moet dus ook niet gejuridiseerd worden tot het strafrechtelijk verwijtbare opzet. Een vergissing is geen fraude. En dat vindt het Gerechtshof Amsterdam gelukkig ook.

In het arrest van 3 juni 2020 oordeelt Hof Amsterdam in een zaak waarin de verdachte primair werd verdacht van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting. De onjuistheid zou bestaan uit het opgeven van een te laag bedrag aan omzet. Het hof spreekt de verdachte vrij ten aanzien van het primair tenlastegelegde, omdat geen sprake was van een ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’. De aangifte was namelijk niet ingediend binnen de daarvoor vermelde termijn, zie in dat verband ook het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2016 en Vaklunch #178. Subsidiair luidde de verdenking het gebruik maken van een vals document, namelijk een valse aangifte. Nu de aangifte geen fiscaal delict oplevert staat artikel 69, lid 4, AWR hieraan niet in de weg.

Het Hof oordeelt dat het gaat om een aangifte van omzet die meestal elke maand op een vast rond bedrag uitkwam. De omzet die in deze specifieke aangifte niet is opgegeven heeft betrekking op specifieke facturen die geen verband hielden met de terugkerende activiteiten van het bedrijf. Deze hebben betrekking op de uitkoop van iemand uit een bedrijf. Het ging dus om incidentele facturen. Het Hof oordeelt dat het “voor mogelijk moet houden” dat deze facturen over het hoofd zijn gezien. Er is simpelweg niet voldoende bewijs om te concluderen dat de medewerker deze omzet bewust niet in de aangifte heeft opgenomen. Het Hof verwijst naar aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat iemand in samenspraak met de verdachte geld nodig had voor specifieke doeleinden, maar volgens het Hof ontbreekt “solide bewijs”.

Hoewel de rechtbank nog had overwogen dat het doen van de aangifte zo was georganiseerd “dat nergens in de keten van de bedrijfsvoering enige vorm van effectieve controle op de af te dragen omzetbelasting bestond en zo willens en wetens de aanmerkelijke kans werd aanvaard” dat een onjuiste aangifte zou worden gedaan, ziet het Hof dat anders. Het Hof oordeelt dat de specifieke medewerker de taak had de aangiften omzetbelasting te doen. Het ging om een vast bedrag per maand en was daardoor niet complex. De situatie voor dit specifieke tijdvak betrof een incidentele situatie. Er is volgens het Hof geen beleid of werkproces waarmee de aanmerkelijke kans op een onjuiste aangifte werd veroorzaakt en die kans ook nog eens willens en wetens werd aanvaard. Volgens het Hof moet voor mogelijk worden gehouden dat de fout bij vergissing is gemaakt.

Ons inziens is dit een zuiver oordeel. Enkele aanwijzingen dat sprake zou kunnen zijn van een motief voor frauduleus handelen betekent niet dat ook sprake is van fraude. Daarvoor is hard bewijs nodig. Als dat er niet is, dan dient de rechter de verdachte het voordeel van de twijfel te geven en het “voor mogelijk te houden” dat de betrokkene niet strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een (digitale) Vaklunch on demand.

#375: Een gemankeerd onderzoek

Wanneer is het opportuun om een verdachte te vervolgen? Het is een vraag die wij in Vaklunch regelmatig stellen. In dit kader komt in Vaklunch #245 het verbod van willekeur aan de orde en in Vaklunch #235 het vertrouwensbeginsel. In een recent vonnis van de Rechtbank Amsterdam komt de opportuniteit ook om de hoek kijken, maar dan in verband met een overschrijding van de redelijke termijn in combinatie met een gemankeerd onderzoek.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts