#464: (G)een schot hagel bij internationale onderzoeken!

Transparency International (TI) concludeert op basis van de eind januari 2022 verschenen Corruption Perceptions Index (CPI) dat de corruptiebestrijding in Nederland stagneert. Dat baart TI ernstig zorgen. Met name ‘Nederlandse financiële structuren’ vormen volgens TI een obstakel in de aanpak van corruptie wereldwijd en witwassen wordt een punt van aanpak genoemd. Daarom komt de non-profit organisatie met een aantal aanbevelingen, waaronder de bestrijding van grensoverschrijdende corruptie. Deze aanbeveling heeft echter als risico dat internationale opsporing verder zal versplinteren, met alle gevolgen van dien voor de rechtsbescherming van verdachte (rechts)personen in onderzoeken naar grensoverschrijdende geldstromen.LEES VERDER

#457 Too little, too late

Op de valreep van 2021 nam een langslepende fraudezaak een opmerkelijke wending. De verdachte, die onder andere belastingfraude werd verweten, werd integraal vrijgesproken (en ontslagen van alle rechtsvervolging). Wat dit vonnis zo opvallend maakt, is de rol die het Openbaar Ministerie daarbij heeft gespeeld. De officier van justitie heeft de rechter tijdens de zitting namelijk gevraagd de verdachte vrij te spreken wegens een gebrek aan bewijs. Na een vervolging van achtenhalf jaar kwam dit standpunt van het Openbaar Ministerie als een verrassing.LEES VERDER

#450: Creativiteit leidt tot efficiëntie

Al langer klinkt de roep om de mogelijkheid speciale proces- en vonnisafspraken te kunnen maken tussen justitie en verdediging. Op die manier kunnen sommige strafzaken efficiënter worden afgerond met een acceptabele uitkomst voor beide partijen. Het Openbaar Ministerie kan snel en kordaat een voorbeeld stellen en de verdachte weet eerder waar hij of zij aan toe is en hem/haar blijft een jarenlang voortslepend onderzoek bespaard. Even leek de rechtbank in Overijssel een streep te hebben gezet door de mogelijkheid om straftoemetingsafspraken te maken. Gelukkig is dit door de rechtbank Rotterdam nieuw leven ingeblazen. LEES VERDER

#449: Daar wordt aan de deur geklopt

Dieuwertje Blok hield het land vorige week zoals elk jaar weer flink in spanning of er dit jaar wel op de deur geklopt zal gaan worden. Heel Nederland kent de uitdrukking en de gedachte hieraan stemt de meesten ongetwijfeld vrolijk; het is de opmars naar de feestdagen. Maar dat geldt niet voor degenen die ooit te maken hebben gehad met aankloppende opsporingsautoriteiten zoals de FIOD. De gevolgen van zo’n inval zijn in de praktijk – ook als er niets aan de hand bleek te zijn – niet te onderschatten. LEES VERDER

#440: Het recht om vervolgd te worden

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed onlangs een opvallende uitspraak in een zogeheten artikel 12 Sv-procedure. Op grond van dat artikel kan een rechtstreeks belanghebbende klagen over de beslissing van de officier van justitie om een verdachte in een bepaalde zaak niet (verder) te vervolgen. Zo’n klacht leidt ertoe dat het gerechtshof de sepotbeslissing opnieuw moet beoordelen.   Normaal gesproken zijn slachtoffers en nabestaanden rechtstreeks belanghebbenden bij de vervolging van (rechts)personen. Zij verlangen natuurlijk dat iemand aansprakelijk wordt gesteld voor het leed dat hun is aangedaan. Maar soms komt een klacht uit onverwachte hoek. LEES VERDER

#423: Omarm het una via-beginsel

Het Openbaar Ministerie is druk bezet. Niet alle kwesties die onderzocht zouden kunnen worden, worden opgepakt.  Soms uit opportuniteitsoogpunt, maar ook vanwege gebrek aan capaciteit. Door het strafrecht enkel in te zetten als ultimum remedium kan die capaciteit ons inziens beter worden benut. Deze gedachte ligt in zekere zin ook vervat in het una via-beginsel. De praktijk lijkt echter weerbarstig op dit punt. Nog altijd worden zaken vervolgd door het Openbaar Ministerie waarvoor reeds een fiscale boete is opgelegd. Dat leidt – ons inziens geheel terecht – tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. De capaciteit voor dat onderzoek had dus beter kunnen worden ingezet en de betrokkene had een strafrechtelijk procedure, met alle mogelijke gevolgen van dien (zie Vaklunch #398), bespaard kunnen worden. Waarom beslist het Openbaar Ministerie dan toch dergelijke zaken te vervolgen?LEES VERDER

#415: Paal en perk aan witwasvervolgingen

In Vaklunch #161 schreven wij al over de inkeerbepaling van artikel 69, lid 3 AWR. Deze staat in de weg aan strafvervolging op grond van artikel 69, lid 1 en lid 2 AWR indien de belastingplichtige alsnog de juiste en volledige aangifte doet vóórdat hij redelijkerwijs moet vermoeden dat men hem op het spoor is. Toch komt het in de praktijk voor dat het Openbaar Ministerie na een succesvolle inkeermelding kiest voor strafrechtelijke vervolging voor witwassen. Bijvoorbeeld door een onderzoek te starten naar witwassen met een zogenaamd ongeïdentificeerd gronddelict. Daarmee wordt de blokkade van een onderzoek naar belastingfraude als gronddelict omzeild. Gerechtshof Den Bosch maakt daar in een interessant arrest korte metten mee.LEES VERDER

#414: Principes en beginselen

Het strafrecht is een ultimum remedium. Alleen als ingrijpen nodig wordt geacht en geen ander middel geschikt is, kan worden gekozen voor de inzet van het strafrecht. Het is echter geen geheim dat de ultimum remedium-gedachte naar de achtergrond lijkt te zijn geraakt. Hierover schreven wij nog in Vaklunch #405. In een aantal recente arresten van gerechtshof Amsterdam aangaande de luchtvaartmaatschappijen komt de ultimum remedium-gedachte indirect toch tot uiting. Wij juichen dit van harte toe. LEES VERDER

#405: Choose your battles

In Vaklunch #398 schreven wij dat met de inzet van het strafrecht prudent moet worden omgegaan. Dit is niet voor niets. De inzet van het strafrecht kan immers grote gevolgen hebben voor de verdachten. Het strafrecht dient als ultimum remedium. Dat lijkt het Openbaar Ministerie in sommige gevallen uit het oog te verliezen. In voorkomende gevallen komt het Openbaar Ministerie dan alsnog tijdig tot inkeer en besluit het onderzoek te stoppen voordat het op een openbare zitting komt. Uiteindelijk is dat ook in het belang van het Openbaar Ministerie. Het voorkomt immers het beeld van ‘vervolgen om het vervolgen’. Een recente uitspraak van Gerechtshof Den Haag illustreert een gemiste kans op dit punt.

De betrokkene is verdacht van het doen van overboekingen van € 100 en € 130 naar een rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ten behoeve van zijn broer. Deze broer zat in die periode in preventieve hechtenis in de Penitentiarie Inrichting in Vught, op verdenking van een terroristisch misdrijf. Hij was bij besluit van 11 november 2016 door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen als persoon jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is. De door verdachte gedane overboekingen zouden in strijd zijn met artikel 2 van de Sanctieregeling, omdat hiervoor ten onrechte geen ontheffing was aangevraagd bij het Ministerie van Financiën.

Uit het dossier blijkt dat het geld dat de verdachte had overgeboekt was bedoeld voor levensonderhoud van zijn broer in de Penitentiaire Inrichting, zoals geld voor eten en sigaretten. Ook blijkt uit het dossier dat de betrokkenen, waaronder ook de advocaat van de broer, zich niet realiseerden dat een dergelijke overboeking zonder ontheffing strafbaar is gesteld. Uit het dossier blijkt ook dat onder meer de Directeur van de Penitentiaire Inrichting heeft verklaard dat het gebruikelijk is dat familieleden financiële middelen ter beschikking stellen voor gedetineerden.

Het hof gaat onder deze omstandigheden niet akkoord met een strafrechtelijke vervolging. Het hof overweegt dat de verdachte aan een aantal omstandigheden een zeker vertrouwen kon en mocht ontlenen dat de gewraakte betalingen legaal waren. Hij maakte tweemaal geld over naar een rekening van een gezaghebbende overheidsinstantie en hij deed dat op verzoek van en in overleg met de advocaat van de verdachte, die aangaf dat zijn broer het geld nodig had voor levensonderhoud. Het hof oordeelt dat de aan de orde zijnde wet- en regelgeving waar het Openbaar Ministerie zich op beroept niet is gemaakt voor deze situatie.

Het hof oordeelt uiteindelijk: “Hier is sprake van een overlap tussen het vertrouwensbeginsel en het beginsel van redelijke en billijke afweging. Het hof kan niet vaststellen in hoeverre een en ander aan het Openbaar Ministerie valt toe te rekenen in die mate dat het vertrouwensbeginsel als beginsel van goede procesorde daadwerkelijk is geschonden, maar oordeelt dat een redelijke en billijke afweging had moeten leiden tot de beslissing in dit geval niet (verder) te vervolgen.
Alles afwegende is het beeld dat uit het dossier en de behandeling ter zitting oprijst dat van een apert onredelijke vervolgingsbeslissing. Met andere woorden: geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie had kunnen oordelen dat met de (voortzetting van de) vervolging een redelijk belang gediend kon zijn.”

Uiteraard is het goed mogelijk dat dit feit op zichzelf niet zou zijn vervolgd, maar dat het op de tenlastelegging is gezet omdat er toch al meerdere verdenkingen waren. Wellicht omdat het Openbaar Ministerie meent dat dit niet zou mogen kunnen? Of wellicht was de afweging opportunistischer van aard en is het eigenlijk bedoelt als ‘vangnet’, voor het geval de andere feiten niet zouden slagen? Dat laatste is iets wat zeker in de fraudepraktijk veel voor lijkt te komen. Vaak staan er naast de kernverdenking ook feiten op de tenlastelegging die makkelijk bewijsbaar zijn of lijken, maar met de kern niet veel te maken hebben. De zogenaamde ‘broken tail lights’.

Wat daar ook van zij, het zou het Openbaar Ministerie sieren als het zelfreflectie toont en zelf beslist om bepaalde kwesties niet te vervolgen. Dat zorgt er ook voor dat partijen zich ter zitting kunnen richten op de kern van het probleem. Maar om tot dergelijk inzicht te komen is soms een (stevig) zetje in de rug nodig van een hof, zoals in deze zaak.

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een digitale Vaklunch on demand.

#248: Is een eigenwijs Hof opportuun?

Het opportuniteitsbeginsel is een terugkerend onderwerp op vaklunch.nl. Heel recent schreven wij in Vaklunch #245 nog  over dit beginsel. In dit artikel bespraken wij een arrest van de Hoge Raad waarin kritisch werd getoetst of het Hof de juiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van de vraag of het Openbaar Ministerie tot vervolging had mogen overgaan. Maar wat als het Openbaar Ministerie zelf vindt dat het niet ontvankelijk is in haar vervolging. Is het dan nog opportuun om tot een strafrechtelijke veroordeling te komen?

LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts