#464: (G)een schot hagel bij internationale onderzoeken!

Transparency International (TI) concludeert op basis van de eind januari 2022 verschenen Corruption Perceptions Index (CPI) dat de corruptiebestrijding in Nederland stagneert. Dat baart TI ernstig zorgen. Met name ‘Nederlandse financiële structuren’ vormen volgens TI een obstakel in de aanpak van corruptie wereldwijd en witwassen wordt een punt van aanpak genoemd. Daarom komt de non-profit organisatie met een aantal aanbevelingen, waaronder de bestrijding van grensoverschrijdende corruptie. Deze aanbeveling heeft echter als risico dat internationale opsporing verder zal versplinteren, met alle gevolgen van dien voor de rechtsbescherming van verdachte (rechts)personen in onderzoeken naar grensoverschrijdende geldstromen.

Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kent diverse corruptiebepalingen. Zo zijn op grond van artikel 177 Sr (rechts)personen die aan een ambtenaar een gift, belofte of dienst aanbieden met het oogmerk hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten strafbaar. De ambtenaar die een dergelijke gift, belofte of dienst aanneemt, is strafbaar op grond van artikel 363 Sr. Ook buitenlandse ambtenaren vallen onder het bereik van deze twee bepalingen. Dat betekent dat het Nederlandse Openbaar Ministerie ook (rechts)personen kan vervolgen die zich schuldig maken aan het omkopen van buitenlandse ambtenaren. In Nederland wordt dit aangeduid als ‘buitenlandse corruptie’ en door TI als ‘foreign corruption’.

Zoals ook beschreven in Vaklunch #431, concludeerde de internationale tak van TI al in 2020 dat de handhaving van corruptiewetgeving in Nederland beperkt was, met name in relatie tot buitenlandse ambtenaren. De belangrijkste reden hiervoor is dat het Nederlandse Openbaar Ministerie geen jurisdictie kan claimen over buitenlandse werknemers van Nederlandse (rechts)personen die zich schuldig maken aan het omkopen van buitenlandse ambtenaren. Niettemin blijkt uit de Aanwijzing opsporing en vervolging van buitenlandse corruptie van oktober 2020 dat het Nederlands Openbaar Ministerie vervolging van Nederlandse (rechts)personen voor buitenlandse corruptie zeker niet uitsluit.

Ook nu roept TI de Nederlandse regering op tot actie en beveelt zij aan om grensoverschrijdende corruptie beter te bestrijden. In verband hiermee schrijft TI: “Regeringen in geavanceerde economieën moeten de hiaten, die grensoverschrijdende corruptie faciliteren of sancties ontwijken, herstellen. Men moet de mazen in de wet dichten, de professionele aanjagers van financiële criminaliteit reguleren en ervoor zorgen dat overtreders niet aan gerechtigheid ontsnappen.” Zoals gezegd noemt TI witwassen een punt van aanpak. Daarmee schiet TI met hagel.

Het is niet ondenkbaar dat het Openbaar Ministerie bij vermeende corrupte, grensoverschrijdende geldstromen zal vervolgen voor witwassen. Het ligt in de lijn der verwachting dat daarbij gebruik zal worden gemaakt van het in de Nederlandse jurisprudentie ontwikkelde “witwas stappenplan” (zie bijvoorbeeld Vaklunch #460, #443 en #419), waarvoor bij een vermoeden van witwassen geen gronddelict – bijvoorbeeld corruptie – hoeft te worden bewezen. Het gevolg hiervan is dat strafrechtelijk optreden tegen mogelijk corrupte en grensoverschrijdende geldstromen feitelijk wordt ‘opgeknipt’. Daarmee ligt het risico op dubbele vervolging al snel op de loer. Immers, TI roept buitenlandse autoriteiten net zo goed op actie te ondernemen tegen dezelfde feiten.

De werkwijze waarbij opsporingsonderzoeken worden ‘opgeknipt en gestapeld’ herkennen wij in de praktijk. Hoewel ook sprake is van afstemming en samenwerking tussen diverse opsporingsautoriteiten van verschillende landen, laat de rechtsbescherming soms te wensen over. Hoe zit het bijvoorbeeld met de (rechts)persoon die in Nederland wordt verdacht van witwassen met een onbekend gronddelict, en van wie dus een verklaring wordt verlangd over de herkomst van het geld, maar die tegelijkertijd in het buitenland wordt verdacht van ambtelijke corruptie? Uiteindelijk zullen de rechtsbeginselen ter voorkoming van die dubbele vervolging en dubbele bestraffing de betrokkenen (moeten) beschermen. In de praktijk loopt het soms anders en het blijkt geen sinecure opsporingsautoriteiten op andere gedachten te brengen en in onze ogen onnodige onderzoeken te stoppen.

Maar zou het niet effectiever en efficiënter zijn om enerzijds onderzoek naar (rechts)personen te beperken tot één jurisdictie en anderzijds de overige capaciteit van opsporingsautoriteiten voor andere zaken te benutten? Wat ons betreft zou dit doel bovenaan de internationale agenda moeten staan.

Heb je vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

 

No Comments

Post a Comment