#460: Het witwasstappenplan is geen “back-up”

Vervolging voor witwassen blijft hoog op het lijstje van het Openbaar Ministerie staan. Helaas komt het nog steeds voor dat het onderzoek van het Openbaar Ministerie gebrekkig is (zie ook Vaklunch #410), terwijl de eisen die aan een witwasonderzoek worden gesteld in de jurisprudentie steeds duidelijker omlijnd worden. Het zogenaamde “stappenplan” voor het onderzoek naar witwassen met een onbekend gronddelict maakt het ook mogelijk dat het Openbaar Ministerie zonder concreet bewijs van een gronddelict een veroordeling voor witwassen kan bereiken. Steeds vaker houdt het Openbaar Ministerie dat stappenplan achter de hand, voor het geval het gronddelict dat het op het oog heeft niet bewezen kan worden. Ons inziens is het stappenplan niet voor die situatie bedoeld, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, dan ontslaat dat het Openbaar Ministerie niet van de plicht gedegen onderzoek conform dat stappenplan te doen.

Het vonnis van 24 januari 2022 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarin de verdachte wordt vrijgesproken van witwassen illustreert dit. Het Openbaar Ministerie had witwassen met een bekend gronddelict, namelijk valsheid in geschrifte, ten laste gelegd. In dit geval oordeelde de rechtbank dat er geen voldoende bewijs was voor valsheid in geschrifte. Het ging om facturen waarop was vermeld dat deze betrekking hadden op documentatie en advies over werkzoekenden, terwijl in werkelijkheid geen prestaties zouden zijn geleverd. De rechtbank oordeelde dat de facturen weliswaar vragen opriepen, maar er was geen bewijs geleverd dat er geen prestaties tegenover stonden. Dat een factuur vragen oproept rechtvaardigt geen veroordeling voor valsheid in geschrifte. De verdachte werd dus vrijgesproken van valsheid in geschrifte. Op dit punt struikelt de verdenking van witwassen vervolgens ook, omdat het beoogde gronddelict ontbreekt.

Ook een veroordeling voor witwassen op basis van een onbekend gronddelict haalt het niet. De rechtbank oordeelt dat voor zover in die zaak een vermoeden van witwassen gerechtvaardigd zou zijn, de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor een legale herkomst van de gelden heeft gegeven. Het is dan (stap 5 van het stappenplan) aan het Openbaar Ministerie om die verklaring te onderzoeken. Indien dat onderzoek – bijvoorbeeld –  strijdigheid met de feiten in de verklaring van de verdachte aan het licht brengt, dan kan dat leiden tot de conclusie dat de verklaring onbetrouwbaar is en dat het niet anders kan dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Dat onderzoek was door het Openbaar Ministerie in deze zaak echter niet verricht. De officier van justitie  bevestigde zelfs op zitting “dat het een bewuste keuze is geweest van het Openbaar Ministerie om geen nader onderzoek te doen, omdat het Openbaar Ministerie uitgaat van een bekend gronddelict”.

Ons inziens is deze integrale vrijspraak geheel terecht. Het vermoeden van een valse factuur was in deze situatie niet meer dan dat, een vermoeden. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie is te gebrekkig geweest op dit punt. Wellicht dat het witwasstappenplan ten onrechte de indruk wekt bij het Openbaar Ministerie dat – niet alleen voor witwassen – vermoedens voldoende kunnen zijn?

Maar niet alleen de beslissing van de rechtbank is geheel terecht. Dat geldt ook voor de beslissing van het Openbaar Ministerie om de route van het onbekende gronddelict op basis van het witwasstappenplan in dit specifieke geval niet te volgen en het niet als “back-up” te hanteren voor het geval er geen bewijs was voor het gronddelict. Het gebeurt in de praktijk maar al te vaak dat het Openbaar Ministerie een duidelijk bekend gronddelict voor ogen heeft maar voor het geval het bewijs voor dit gronddelict mager is, ook het witwasstappenplan volgt. Die werkwijze van “cherry picking” is niet alleen tegenstrijdig, het levert ook een schending van de verdedigingsrechten op. De verdachte komt het zwijgrecht toe. Maar bij toepassing van het witwasstappenplan is er – hoe je het ook went, keert of formuleert – eigenlijk geen vrije keuze om van dat zwijgrecht gebruik te maken. Want als een verdachte weigert te verklaren mag dit ook worden meegewogen bij de conclusie dat het geld uit misdrijf afkomstig is.

Dit, terwijl het Openbaar Ministerie (juist) een delict op het oog heeft waarvoor geen verklaring van de verdachte mag worden verlangd. Met deze werkwijze creëert het Openbaar Ministerie een kunstmatig lage bewijslast. Er wordt immers voorbij gegaan aan de plicht om bewijs voor het gronddelict te leveren en in plaats daarvan probeert het in te zetten op het “slechts” verifiëren van een verklaring over de herkomst van het voorwerp door de verdachte. Wat ons betreft zijn er maar twee smaken: vervolgen voor witwassen met een bekend gronddelict, of voor witwassen met een onbekend gronddelict aan de hand van het stappenplan. Het is kiezen of delen.

Heb je vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment