#335: Een aanname is geen bewijs
In diverse Vaklunches komt het onderwerp witwassen aan de orde. Het is zo gezegd een hot topic. De overheid is er alles aan gelegen om het braafste jongetje van Europa te worden. Zie hiervoor bijvoorbeeld Vaklunch #327 of, vorige week nog, Vaklunch #334. In een tijd waarin witwassen wordt geassocieerd met zwaar crimineel gedrag is het goed om het verwijt van witwassen telkens in het juiste perspectief te plaatsen en met name niet te vergeten dat de bewijslast nog altijd op het Openbaar Ministerie rust. Wij brengen daarom graag een recent gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Amsterdam onder de aandacht waarin ons inziens de juiste rechtsbescherming aan de verdachte wordt geboden.
In deze zaak heeft de verdachte in april 2014 een beroep gedaan op de inkeerregeling en aan de fiscus gemeld dat hij een groot bedrag op een Zwitserse bankrekening had staan. De verklaring van de verdachte over de herkomst van het vermogen was volgens de Belastingdienst echter onvoldoende onderbouwd en niet verifieerbaar, waarna een onderzoek door de FIOD is gestart. Uit dit onderzoek is het vermoeden ontstaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van gelden die van enig misdrijf afkomstig zijn. Uit dit onderzoek is echter niet meer gekomen dan dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie voor de handel in drugs over een periode in het jaar 2000.
Op basis hiervan meent het Openbaar Ministerie dat het aan verdachte is om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven over de herkomst van het geld. De verdachte heeft naar aanleiding hiervan verklaard dat de gelden afkomstig waren uit geld dat hij in 1993-1998 zwart heeft verdiend. Het Openbaar Ministerie meent echter dat deze verklaring niet voldoende verifieerbaar is en ook niet geloofwaardig omdat de verdachte in de loop van de tijd zijn verklaring heeft aangepast. Het Openbaar Ministerie meent derhalve dat de verklaring tegenstrijdig is.
De rechtbank maakt korte metten met deze redenering van het Openbaar Ministerie en oordeelt:
“De officier van justitie heeft bij zijn beoordeling of er sprake is van witwassen aangesloten bij de zes stadia zoals die zijn uiteengezet door het Gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak van 11 januari 2013. Er is, zo stelt hij, sprake van een vermoeden van witwassen omdat de verklaringen van verdachte niet geheel verifieerbaar zijn. Het is daarom niet ondenkbaar dat het geld afkomstig is van drugshandel. Dit zijn echter aannames en veronderstellingen en de officier van justitie onderbouwt deze niet. Het enkele verwijzen naar een eerdere veroordeling in 2007 voor deelname aan een criminele organisatie vindt de rechtbank onvoldoende om daarmee vast te stellen dat sprake is van een gronddelict waaruit het geld afkomstig is.”
De verdachte wordt ons inziens terecht vrijgesproken. Het is in het kader van de zes stadia, zoals uiteengezet door het Gerechtshof in Amsterdam, nog steeds aan het Openbaar Ministerie om te bewijzen dat het geld afkomstig zou zijn uit enig misdrijf. Bij gebrek aan enig direct bewijs van een gronddelict, dan is de vraag of er enig bewijs is van feiten en omstandigheden die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Een enkele verwijzing naar een oude veroordeling is daarbij niet voldoende, zeker niet in het licht van de verklaring van de verdachte.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een Vaklunch on demand bij jou op kantoor.
No Comments