#543: Stap voor stap

Buiten onze landsgrenzen wordt er vaak verbaasd gereageerd wanneer wij uitleggen dat in Nederland het Openbaar Ministerie niet per se een specifiek gronddelict hoeft te hebben om witwassen te bewijzen. Die verbazing neemt alleen maar toe als wij toevoegen dat er van de verdachte een verklaring verwacht kan worden als het OM feiten en omstandigheden presenteert die zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Dit gaat erg ver. En daarom verwachten wij dat het OM het vermoeden van witwassen baseert op zeer stevige feiten en omstandigheden. Dat is in de praktijk niet altijd het geval, zo blijkt ook uit een recent vonnis van rechtbank Overijssel.

De rechtbank Overijssel ziet in dit vonnis scherp toe op het witwasstappenplan. Als eerste stap beoordeelde de rechtbank of er enige aanleiding was om de verdachte te linken aan een specifiek misdrijf. Dit bleek niet het geval en de rechtbank vervolgde zijn weg naar stap twee. Het Openbaar Ministerie voerde diverse feiten en omstandigheden aan waaruit zij opmaakten dat er sprake zou zijn van witwassen:

  1. Transacties die niet passen binnen de branche en atypisch zijn;
  2. Het ontbreken van weegbonnen, begeleidingsbrieven en vrachtbrieven;
  3. Geen documentatie over de inkoop van schroot door leveranciers aan [bedrijf 1] B.V.;
  4. Onvolledige of vage beschrijvingen op facturen.

Bij diverse transacties werden ook andere ongebruikelijke omstandigheden aangehaald. Zo werd genoemd dat een bedrijf, waaraan betalingen waren gedaan, geen bekende activa of opslag had, zakelijk inactief was, officieel was opgeheven ten tijde van de transacties en dat de financiële transacties als verdacht waren gemarkeerd door zowel de ING-bank als FIU Nederland.

Echter, de rechtbank was resoluut in haar oordeel. Hoewel er zorgelijke factoren waren rondom de uitgaande transacties van het bedrijf, was er geen overtuigend bewijs dat het geld van het bedrijf zelf afkomstig was uit criminele activiteiten. Het OM had enkel de uitgaande transacties onderzocht en niet de herkomst van het geld van het bedrijf zelf. Daar draait het uiteindelijk om. Het OM dient te bewijzen dat het geld van het bedrijf afkomstig is uit criminele activiteiten. De eenzijdige focus op de uitgaande transacties werd terecht als onvoldoende beoordeeld. Hierdoor faalde de zaak bij de tweede stap. Een verklaring van de verdachte (stap drie) was dus overbodig.

Wij zijn van mening dat de kritische aanpak van de rechtbank Overijssel navolging verdient. In het strafrecht mag niet te snel een verklaring van de verdachte worden geëist (stap drie), anders is effectief sprake van een omgekeerde bewijslast. Dat is, zelfs in Nederland, in strijd met het recht op een eerlijk proces, ondanks dat er ruime mogelijkheden bestaan om te vervolgen via witwassen. Het Openbaar Ministerie moet dus sterke feiten en omstandigheden presenteren die een gerechtvaardigd vermoeden presenteren dat de gelden een criminele herkomst hebben. Anders kan dit bestanddeel niet worden bewezen en sneuvelt de zaak bij stap twee.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

 

No Comments

Post a Comment