#442: Ten overvloede: de suppletieplicht

Zodra een belastingplichtige constateert dat hij een aangifte omzetbelasting in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan en te weinig belasting is betaald, dan is hij op grond van artikel 15, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit gehouden alsnog de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken door middel van een suppletie aangifte. Indien niet of niet tijdig, of niet op de door de inspecteur aangegeven wijze een suppletie wordt gedaan dan wordt dit aangemerkt als een overtreding. In geval van opzet of grove schuld kan daarvoor op grond van artikel 10a, lid 3, AWR een boete worden opgelegd. De vraag is of deze boete niet in strijd is met het nemo tenetur beginsel. Deze rechtsvraag komt – geheel ten overvloede – aan de orde in een recent arrest van de Hoge Raad van 24 september 2021.

In deze zaak had de belanghebbende een boete opgelegd gekregen voor het niet doen van een suppletieaangifte, terwijl in een bepaald kwartaal op de verschuldigde omzetbelasting teveel geld in aftrek was gebracht. In hoger beroep was aangevoerd dat de boete in strijd was met het nemo tenetur beginsel.  Het hof heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. Hiertegen is geen cassatiemiddel ingediend maar de Hoge Raad stelt deze rechtsvraag toch aan de orde.

De Hoge Raad erkent dat uit de suppletieplicht kan volgen dat eerder een onjuiste of onvolledige aangifte is gedaan waardoor te veel of te weinig belasting is betaald. Daarvan kan het gevolg zijn dat ten aanzien van die belastingplichtige het vermoeden ontstaat dat hij een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet betekent dat een belastingplichtige zich met een beroep op het nemo-teneturbeginsel aan de suppletieverplichting zou kunnen onttrekken. De Hoge Raad verwijst naar vaste rechtspraak van het EHRM dat dit beginsel niet in de weg staat aan de verplichting om informatie te verschaffen voor een juiste belastingheffing. Het nemo teneturbeginsel staat om die reden, aldus de Hoge Raad, ook niet in de weg aan het opleggen voor een boete bij niet nakoming van de suppletieverplichting.

Maar de Hoge Raad laat het niet bij deze vaststelling en oordeelt dat de informatie die is verstrekt niet kan worden gebruikt voor het bewijs dat de belastingplichtige ter zake van zijn eerdere ontoereikende betaling op aangifte een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan. De informatie die wordt verstrekt op basis van de suppletieverplichting moet worden aangemerkt als informatie die van de wil afhankelijk is. De Hoge Raad benadrukt dat zelfs als die verklaring is gebaseerd op facturen en andere documenten afkomstig uit de administratie, de suppletie aangifte van de wil afhankelijk is. En die mag dus niet worden gebruikt voor het bewijs dat die belastingplichtige een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan.

Kortom, de Belastingdienst mag wel een boete opleggen voor het niet voldoen aan de suppletieverplichting maar de suppletie als zodanig niet gebruiken voor bewijs dat een beboetbaar of strafbaar feit heeft plaatsgevonden ten aanzien van de eerder al dan niet ingediende aangifte die onjuist was. Ondanks deze verheldering van de Hoge Raad blijft het een vreemde situatie. Je bent namelijk niet alleen verplicht de juiste informatie te verschaffen voor de belastingheffing zoals de Hoge Raad schrijft met een verwijzing naar jurisprudentie van het EHRM, maar je bent ook verplicht om aan te geven dat de eerdere informatie onjuist was. Doe je dat niet dan krijg je een boete. En ook al mag die verklaring dan niet voor bewijs worden gebruikt, de suppletie is natuurlijk wel het startpunt om nader bewijs te verzamelen. De suppletie verwordt op die manier dus wel de startpunt van het bewijs. Maar je hoeft niet mee te werken aan je eigen veroordeling zonder dat er een boete boven je hoofd hangt?

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment