#086: Wijziging tenlastelegging en schorsing?

De tenlastelegging is de kern van een strafzaak. De tenlastelegging moet zorgvuldig zijn geformuleerd en het is aan de rechter om te oordelen of het Openbaar Ministerie voldoende bewijs heeft voor hetgeen het Openbaar Ministerie de betrokken verdachte ten laste heeft gelegd. Toch komt het in de praktijk voor dat het Openbaar Ministerie tot voortschrijdend inzicht komt en de tenlastelegging ter zitting wenst te wijzigen. Op basis van artikel 313 Sv kan de Officier van Justitie vorderen het ten laste gelegde te wijzigen. Een wijziging kan alleen worden gehonoreerd indien na de wijziging nog steeds sprake is van ‘hetzelfde feit’. Dat kan een lastige situatie opleveren, want is de verdediging is niet altijd ingericht op een dergelijke gewijzigde tenlastelegging. Ook is het nog maar de vraag of de verdediging de wijziging afdoende met de verdachte heeft kunnen bespreken. Met name indien de verdachte ter zitting niet aanwezig is kan een wijziging op problemen stuiten. Kan de zaak dan met een gewijzigde tenlastelegging ‘bij verstek’ worden behandeld? En wat als de verdachte of zijn raadsman – omdat zij nadere voorbereidingstijd wensen – geen toestemming geeft de zaak te behandelen na een dergelijke wijziging?

Artikel 314 Sv geeft de antwoorden op deze vragen. Het eerste lid bepaalt dat indien de tenlastelegging is gewijzigd de verdachte een afschrift van de gewijzigde tenlastelegging krijgt. Indien verstek is verleend – en de verdachte dus niet ter zitting aanwezig is – dan wordt het onderzoek terstond voortgezet zonder de verdachte een kennisgeving van de wijziging te sturen, tenzij de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad. Indien de rechtbank meent dat de verdachte in de verdediging wordt geschaad wordt de gewijzigde tenlastelegging zo spoedig mogelijk worden betekend aan de verdachte en kan de zaak inhoudelijk niet direct worden behandeld. In het tweede lid van het artikel is bepaald dat de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd schorst. Alleen met toestemming van de verdachte of de raadsman – indien de verdachte niet aanwezig is – kan het onderzoek ter zitting direct worden voortgezet.

Onlangs oordeelde de Hoge Raad over een kwestie waar het laatste aan de orde was. De verdachte was ter zitting bij het Hof niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw wel. Op de vordering wijziging tenlastelegging reageerde zij blijkens het proces-verbaal als volgt: “Inhoudelijk heb ik geen bezwaar tegen de wijziging tenlastelegging. Mijn cliënt is niet aanwezig dus ik kan de wijziging niet met hem bespreken. Met een beroep op artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering vraag ik om de zaak aan te houden.” Het Hof zette het onderzoek echter voort. Het Hof oordeelde dat sprake was van een kleine wijziging en dat de verdachte door het achterwege laten van een kennisgeving van de wijziging redelijkerwijs niet in zijn verdediging was geschaad. Daartegen heeft de verdachte succesvol cassatie aangetekend. Anders dan het Hof oordeelde kan de maatstaf uit het eerste lid van artikel 314 Sv – dat een kennisgeving achterwege kan worden gelaten indien de verdachte wiens zaak bij verstek wordt behandeld daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad – niet worden toegepast in een geval waarop het tweede lid van toepassing is; een zaak op tegenspraak. De Hoge Raad oordeelde dat bij de behandeling van een zaak op tegenspraak het onderzoek slechts aanstonds kan worden voortgezet indien de verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigd raadsman daartoe toestemming heeft gegeven. De Hoge Raad vernietigt het – niet gepubliceerde – arrest van het Hof van 6 november 2011 waarin de verdachte werd veroordeeld en wijst de zaak terug naar het Hof. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

Wat is jouw ervaring met dergelijke kwesties? Wordt de behandeling van de zaak geschorst indien geen toestemming wordt verleend de zaak aanstonds te behandelen?

#074: De Hoge Raad neemt advocatuur aan de hand

In het advocatenblad van juli 2014 staat een interview met de vicepresident van de Hoge Raad, Willem van Schendel. Zijn boodschap is duidelijk; hij verwacht een actievere advocatuur. Als er wat fout gaat dan moet je tijdig ‘piepen’ en niet wachten tot cassatie, aldus Willem van Schendel. Verder verbaast het hem dat er kritiek bestaat van de advocatuur op de Hoge Raad omdat de Hoge Raad onvoldoende richtinggevende arresten zou wijzen. Wellicht doelt de vicepresident op het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 2014, een uitgebreid overzichtsarrest over het oproepen van getuigen in de verschillende procesfases. Of de Hoge Raad wat heeft gedaan met de kritiek vanuit de strafrechtadvocatuur of dat de Hoge Raad heeft opgemerkt dat het telkens fout gaat bij de advocatuur of de rechterlijke macht doet er niet toe. Doe je voordeel met dit handige ‘spoorboekje’ over het oproepen en horen van getuigen op verzoek van de verdediging.

Na het noemen van de relevante wetsartikelen gaat de Hoge Raad in op de verschillende maatstaven die kunnen worden gehanteerd bij het al dan niet toewijzen van een getuige, het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidscriterium. Bij de uitleg van de maatstaf ‘het verdedigingsbelang’ komt goed tot uitdrukking dat de Hoge Raad van oordeel is dat de advocatuur een actieve houding dient aan te nemen. Hoewel het verdedigingsbelang in beginsel impliceert dat terughoudend moet worden omgesprongen met het afwijzen van getuigen waarop het verdedigingsbelang de maatstaf is, benadrukt de Hoge Raad dat een verzoek door de verdediging naar behoren moet worden gemotiveerd. De verdediging kan niet (meer) volstaan met een summiere motivering. Duidelijk dient te worden gemaakt hoe de verklaring van deze getuige mogelijk kan bijdragen aan de voor enig in de strafzaak te nemen beslissing ex artikel 348 en 350 Sv.

Niets nieuws onder de zon, maar in wezen wordt van de advocatuur verwacht geen pokerspel te spelen maar zich in de kaarten te laten kijken. Zo moeten de redenen worden opgegeven waarom een getuige à charge – die reeds in het vooronderzoek is gehoord – opnieuw moet worden gehoord om zijn betrouwbaarheid of geloofwaardigheid te toetsen en waarom de verklaring van een bepaalde getuige kan bijdragen aan betwisting van de tenlastelegging. De Hoge Raad stelt overigens dat de verdediging tevens de redenen moet opgeven waarom een verklaring van de getuige kan strekken tot staving van het tenlastegelegde. Ons inziens kan dit niet van de verdediging worden verlangd.

De Hoge Raad stelt vervolgens ook strenge eisen aan het oproepen van getuigen ter onderbouwing van een beroep op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Gemotiveerd dient te worden welke rechtsgevolgen een dergelijk verweer kan hebben in het kader van artikel 359a Sv. Opvallend is dat de Hoge Raad stelt dat in de regel het verdedigingsbelang zal ontbreken indien de opgegeven getuige zou kunnen verklaren over vormverzuimen die niet zijn begaan bij het voorbereiden onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastgelegde feit. Dit is opvallend omdat Willem van Schendel in zijn interview teven het volgende heeft aangegeven:

“Neem de zaak van de onbevoegde hulpofficier. Deze OvJ was onbevoegd omdat hij geen examen had gedaan maar wel een machtiging had gegeven voor een doorzoeking. Daarvan hebben we gezegd: je moet een belangenafweging maken tussen het verzuim en het effect. Je moet rekening houden met de belangen van slachtoffers, maar ook met het belang van de vervolging. Het automatisme: er is een fout gemaakt, dús bewijsuitsluiting, dat hebben we beperkt. Maar in dat arrest hebben we ook ruimte geschapen voor structurele verzuimen. Dus het is niet zo dat alle Nederlandse hulpofficieren nu nooit meer een examen hoeven te doen en toch een machtiging kunnen geven. Daar zitten juist de kansen van de advocatuur.”

Hoewel wij menen dat het niet de taak is van de advocatuur om aan te tonen dat structureel vormverzuimen plaatsvinden in Nederland, is een van de weinige mogelijkheden om dit te doen het horen van getuigen over vormverzuimen die niet zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. Als dus een actievere advocatuur van de Hoge Raad wordt verwacht dan moeten haar mogelijkheden daartoe niet worden beknot. Laat de verdediging dan ook actief zijn.

Het overzichtsarrest van de Hoge Raad gaat uiteraard uitgebreid in op allerlei andere punten. Heb jij nog nieuwe punten gevonden in dit praktische overzichtsarrest van de Hoge Raad die enige aandacht verdienen? Ga jij naar aanleiding van dit arrest getuigenverzoeken uitgebreider motiveren ook al is de maatstaf van het verdedigingsbelang van toepassing?

#024: Tour de France praktijken in het strafproces

Mr. L.M.G. de Weerd vraagt in zijn bijdrage ‘Geen scheidsrechter, maar rechter’[1] op prikkelende wijze aandacht voor het feit dat de rechter zijns inziens waar nodig een helpende hand moet bieden. Juridisch Nederland is bij wijze van uitzondering opgeroepen om te reageren op het artikel over de rol van de rechter in het strafproces. In de Trema van september zullen de reacties op het artikel  en het naschrift van de auteur worden gepubliceerd. Hoewel het betoog van De Weerd een uitvoerige beschouwing verdient over de rol van de rechter in het strafproces, zullen wij hierover slechts enkele gedachtegangen delen.

De Weerd vraagt in zijn betoog onder meer aandacht voor de gevallen waarin de tenlastelegging een fout bevat. De Weerd meent dat er dan niets op tegen is als de rechter de officier van justitie wijst op dergelijke fouten. Als voorbeeld noemt hij de situatie dat in de tenlastelegging Utrecht als plaats delict is vermeld, terwijl uit het dossier overduidelijk blijkt dat het plaats delict Amsterdam moet zijn. In beginsel past een rechter die de officier van justitie wijst op een fout in de tenlastelegging geenszins binnen ons strafproces.

Nederland kent een strenge grondslagleer, die inhoudt dat de strafrechter na het onderzoek ter terechtzitting beraadslaagt en (eind)beslissingen neemt  slechts op basis van de ‘grondslag van de tenlastelegging’. Dit zodat de verdachte weet waarvan hij verdacht wordt en niet wordt geconfronteerd met een (creatieve) interpretatie van de tenlastelegging. De ratio achter deze grondslagleer is daarnaast het bevorderen van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. De rechter treedt daardoor niet in het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie, die daartoe politieke verantwoordelijkheid draagt. Dat is niet de rol van de rechter. In zoverre bestaat een scheiding van machten en een duidelijke rolverdeling. Een actieve rechter die het Openbaar Ministerie ‘helpt’ bij de vervolging, past niet binnen ons rechtsbestel en tast het fundamentele recht op een eerlijk proces van de verdachte aan.

Nu spreekt De Weerd slechts over overduidelijke gevallen, maar waar ligt de grens? Ten aanzien van  de schijn van partijdigheid bevindt  de rechter zich dan al snel op een ‘slippery slope’. Toch is een situatie denkbaar waarin beide procespartijen belang hebben bij een actieve rechter en derhalve de onpartijdigheid van de rechter niet in gevaar komt. Door de uitbreiding van art. 415 Sv naar o.a. art. 313 Sv is een wijziging van de tenlastelegging eveneens mogelijk geworden in hoger beroep en na een verwijzing of terugwijzing door de Hoge Raad.

Zou de verdachte in eerste aanleg wegens de fout in de tenlastelegging en een onoplettende officier van justitie zijn vrijgesproken dan kan de officier van justitie eerst in hoger beroep de tenlastelegging wijzigen en verliest de verdachte in wezen een feitelijke instantie. Dat doet dan juíst afbreuk aan zijn procespositie. Dit alles geldt vanzelfsprekend alleen in die gevallen dat een wijziging van de tenlastelegging binnen de grenzen van artikel 313 Sv valt en de uitleg die de Hoge Raad daaraan heeft gegeven. Een transparante opstelling van de rechter heeft in eerste aanleg derhalve als voordeel dat duidelijk wordt wat de verweten gedraging is. De officier van justitie kan door een open waarheidszoekende rechter mogelijke fouten in de tenlastelegging ontdekken en wijzigen. Deze situatie verandert in hoger beroep. Indien in appel het Openbaar Ministerie de helpende hand wordt aangereikt, wordt de positie van de verdachte er alleen maar slechter op. In die situatie is de appelrechter niet alleen meer op zoek naar de waarheid, maar is hij aan het proberen om de verdachte te veroordelen en kan derhalve niet meer gezien worden als onpartijdig. Het actief ‘helpen’ van het Openbaar Ministerie tast dan het fundamentele recht op een eerlijk proces van de verdachte aan.

Het artikel levert bovendien een wrange nasmaak op, want ondanks dat de inleiding van het artikel doet vermoeden dat de auteur meent dat de rechter indien nodig een helpende hand aan beide procespartijen moet kunnen bieden, gaat het artikel slechts in op de helpende hand aan de officier van justitie conform de ondertitel: “Als de officier van justitie een lekke band heeft, mag de rechter die best plakken”. Maar plakt de rechter dan ook de band van de verdediging als die lek is?

Hoewel het de taak van de rechter is om aan waarheidsvinding te doen, is het ook aan de rechter om als procesbewaker op te treden. Het recht op een eerlijk proces en het waarborgen van het beginsel van equality of arms dienen voorop te staan in het strafproces. Het artikel van De Weerd getuigt hier allerminst van. De rechter mag ons inziens alleen een helpende hand bieden als dit in het voordeel van beide procespartijen is. Echter, als het op de wijze die De Weerd voorstelt gaat dan regelt de rechter alleen dat de officier van justitie met volle banden, zijwieltjes en een duwtje in de rug richting de finish spurt terwijl de verdediging, op z’n velgen, het nakijken heeft. Zou de officier dan de dopingcontrole doorstaan?

De discussie over de rol van de rechter in het strafproces is belangrijk en de meningen lopen uiteen in juridisch Nederland. Wij roepen je daarom op om je visie en mening over de rol van de rechter met ons te delen. Wat is jouw ervaring met ‘actieve’ rechters? En hoe ver mag die ‘actieve’ rechter volgens jou gaan? En is het je wel eens overkomen dat een rechter een voor jullie cliënt gunstige beslissing heeft genomen, op grond van argumenten die je tevoren niet zelf had bedacht?

[1] Trema, mei 2013, p. 156 – 160.

Loading new posts...
No more posts