#534: Strafrechtauto vliegt uit de fiscale bocht

Het strafrecht kent veel bijzondere uithoeken, waarbij vaak speciale (niet-strafrechtelijke) kennis komt kijken. Zo zal de strafrechter zich bij een oordeel over belastingfraude ook moeten uitlaten over fiscale leerstukken en begrippen. Dat was ook het geval in een recent arrest van de Hoge Raad over belastingfraude inzake de motorrijtuigbelasting (BPM). In deze zaak speelde (onder andere) een interessante juridische discussie over het begrip “bij de belastingwet voorziene aangifte” uit art. 69, lid 2, AWR.

BPM wordt geheven bij inschrijving van een motorrijtuig in het kentekenregister. Er dient in beginsel per voertuig aangifte te worden gedaan, gelijktijdig met de betaling van de verschuldigde belasting. Ondernemers die voor hun bedrijf veel voertuigen moeten inschrijven, kunnen op basis van art. 8 Wet BPM een vergunning krijgen om één keer per tijdvak (maand of kwartaal) aangifte te doen en de belasting te betalen. Voorwaarde daarvoor is dat de vergunninghouder ieder ingeschreven voertuig ook nog apart bij de Belastingdienst meldt (melding BPM). De aangifte BPM wordt vervolgens per tijdvak ingediend, (mede) op basis van de ingediende meldingen.

In het onderhavige geval is aan verdachte tenlastegelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften BPM, wat neerkomt op belastingfraude ex art. 69, lid 2, AWR. De onjuistheid houdt volgens het OM in dat de bij de aangiften behorende meldingen BPM niet kloppen, omdat daarin kort gezegd een lagere waarde van de auto’s is opgenomen dan in werkelijkheid het geval is.

Een bestanddeel van de delictsomschrijving is dat opzettelijk een “bij de belastingwet voorziene aangifte” onjuist of onvolledig is gedaan. Het hof heeft in hoger beroep bewezenverklaard dat een aantal meldingen BPM opzettelijk onjuist zijn gedaan, en dat daarom hetzelfde geldt voor de aangiften. Een melding BPM is volgens het hof een integraal onderdeel van de aangifte BPM, en aldus wordt verdachte veroordeeld voor (onder andere) belastingfraude. De vraag die in cassatie speelt is of een onjuiste melding BPM ook automatisch betekent dat de aangifte BPM onjuist is. Als dat niet het geval is, kan de bewezenverklaring niet leiden tot de strafbare gedraging genoemd in art. 69, lid 2, AWR.

AG Spronken komt tot de conclusie dat een melding BPM feitelijk noch juridisch kan worden gelijkgesteld met een aangifte BPM. Zij wijst ter onderbouwing van deze zienswijze onder meer naar het feit dat het bedrag aan BPM ook na de melding nog kan worden gewijzigd in de aangifte. Daarnaast merkt zij op dat – in tegenstelling tot de aangifte BPM – geen wettelijke verplichting bestaat voor het doen van de melding BPM. Deze werkwijze lijkt in de praktijk te zijn ontwikkeld, aldus de AG. Aangezien de aangifte BPM iets anders is dan de melding BPM en een onjuiste melding BPM bovendien niet per definitie hoeft te leiden tot een onjuiste aangifte BPM, stelt Spronken dat het cassatiemiddel moet slagen.

De strafkamer van de Hoge Raad slaat deze conclusie echter in de wind, en oordeelt als volgt: “Het hof heeft, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk, in de kern geoordeeld dat de in de tenlastelegging gespecificeerde meldingen zo nauw samenhangen met de daarop gevolgde, door de B.V. gedane aangiften voor de BPM, dat deze een integrerend onderdeel daarvan uitmaken.”

Wat ons betreft vliegt de Hoge Raad hier met de strafrechtauto even uit de fiscale bocht. Op de aangifte BPM worden weliswaar vaak dezelfde feiten vermeld als in de afzonderlijke meldingen BPM, maar een melding BPM is daarmee namelijk nog niet een “integrerend onderdeel” van een bij de belastingwet voorziene aangifte. Een juridische basis voor het doen van een melding BPM ontbreekt namelijk. Daarnaast is het doel van de BPM vergunningsregeling ex art. 8 Wet BPM om ondernemers die vaak voertuigen invoeren te ontlasten door hen één keer per tijdvak voor al hun voertuigen aangifte te laten doen, in plaats van voor elk voertuig apart. Intussen heeft de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) wel alvast een akkoord nodig van de Belastingdienst om het kenteken in te kunnen schrijven in het kentekenregister, en dáár dient de afzonderlijke melding voor. Het bij de aangifte BPM voegen van de meldingen BPM is enkel bedoeld ter onderbouwing/verduidelijking van de aangifte, maar in theorie kan een aangifte ook wettelijk juist en volledig zijn zonder de meldingen.

Wij sluiten ons dan ook aan bij de conclusie van de AG. Volgens ons brengt een onjuiste melding BPM niet automatisch een onjuiste aangifte BPM met zich. De Hoge Raad heeft echter het laatste woord, en met dit arrest heeft hij wat ons betreft de afslag gemist.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment