#455: Picture or it didn’t happen

De drang om berichten in beeld te vatten is menselijk. Vaak komt de boodschap ook beter over dan in schriftelijke vorm. En dat is niet voor niets: een beeld zegt meer dan duizend woorden. Dat geldt voor positieve berichten, maar zeker ook voor negatieve berichten. Foto’s zijn een goed middel om het effect van naming and shaming te bereiken. Maar de Hoge Raad is duidelijk: het verspreiden van foto’s van de veroordeelde hoort niet thuis in de punitieve middelen die de strafrechter mag toepassen.

Op 21 december 2021 wees de Hoge Raad arrest in een zaak waarin de verdachte door het hof was veroordeeld voor verschillende feiten, waaronder oplichting, verduistering, diefstal en valsheid in geschrift. Het arrest van het hof is zeer gedetailleerd en leest als een  spannend verhaal. De verdachte heeft verschillende mensen in zijn directe omgeving geld afhandig gemaakt. Het hof laat in het arrest duidelijk doorklinken wat het van de verdachte vindt: “een meedogenloze, niets en niemand ontziende oplichter”.

Het gaat niet alleen om oplichting van de slachtoffers van de ten laste gelegde feiten. Ook in het strafproces zelf laat de verdachte zich volgens het hof van zijn slechtste kant zien: “Als klap op de vuurpijl heeft de verdachte in eerste aanleg valse getuigenverklaringen aan het onderhavige strafdossier (laten) toevoegen, die zijn onschuld zouden moeten bewijzen. Hij heeft daarmee in feite dus tevens gepoogd de rechtbank “op te lichten”. Het getuigt van een schaamteloze brutaliteit dat de verdachte op deze manier de rechtsgang heeft geprobeerd te manipuleren.”

Het is duidelijk dat de verdachte niet op enige sympathie van het hof hoeft te rekenen. Het hof legt een gevangenisstraf van zes jaar op, onvoorwaardelijk. Daarnaast gelast het hof het Openbaar Ministerie om het arrest met volledige naam van de veroordeelde openbaar te maken. Daar voegt het hof aan toe dat ook “een afbeelding van het aangezicht” van de veroordeelde openbaar wordt gemaakt. Het hof maakt duidelijk dat het op deze manier de maatschappij wil beschermen tegen de veroordeelde, die in de praktijk verschillende valse namen blijkt te gebruiken.

Tegen dit oordeel is cassatieberoep ingesteld, omdat een wettelijke grondslag voor deze openbaarmaking van een foto van de veroordeelde ontbreekt. De Hoge Raad oordeelt in lijn met de conclusie van advocaat-generaal mr. Hofstee dat het cassatieberoep op dit punt gegrond is. In artikel 36 Sr, dat bepaalt op welke wijze aan de last tot openbaarmaking van de uitspraak uitvoering wordt gegeven, is geen bevoegdheid opgenomen om andere gegevens in die uitspraak op te nemen dan die op grond van de voorschriften van de Vierde afdeling van Titel VI van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering in de uitspraak moeten worden opgenomen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk niet de volledige (niet geanonimiseerde) tekst van de uitspraak, maar bijvoorbeeld een deel van de uitspraak of van een samenvatting van wat in de uitspraak is opgenomen, openbaar te maken. Een foto van de veroordeelde behoort in ieder geval niet tot een van de gegevens die in de uitspraak moet worden opgenomen en mag dus niet door de rechter openbaar worden gemaakt.

Hoe onsympathiek deze verdachte zich ook heeft gedragen, dat speelt – gelukkig – geen rol in de punitieve middelen die ingezet kunnen worden door de rechter. Dat past overigens ook bij de resocialisatiegedachte waarop ons strafstelsel is gebaseerd. Publicatie van een foto zou de veroordeelde de rest van zijn leven blijven achtervolgen, ook nadat hij zijn straf heeft ondergaan.

Heb je hier vragen over of wil je van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

 

 

 

No Comments

Post a Comment