#372: Geheimen zijn er om bewaard te worden
Iedere vorm van macht gaat gepaard met verleidingen. Dat geldt voor de verleiding van potentieel eigen gewin. Of de verleiding van het verhogen van de eigen status. Maar nieuwsgierigheid speelt de mens ook parten, zo blijkt maar weer uit een recent arrest van de Hoge Raad. Ook ambtenaren beschikken over een vorm van macht over burgers, in die zin dat zij toegang kunnen krijgen tot vertrouwelijke informatie over hen terwijl zij die niet zomaar mogen inzien. Op hen rust een wettelijke geheimhoudingsplicht. Schending van die plicht is onder omstandigheden strafbaar. Maar waar ligt de grens?
Artikel 272 Wetboek van Strafrecht stelt de schending van het ambtsgeheim strafbaar. Het artikel luidt: “Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.”
De zaak waar de Hoge Raad over besliste draaide om een wachtmeester der 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee. Hij had informatie over strafrechtelijk onderzoek en persoonsgegevens in het systeem van de politie en de Koninklijke Marechaussee opgezocht. Niet ten behoeve van de uitoefening van zijn functie, maar voor privégebruik. Hoewel het Hof tot een veroordeling van de wachtmeester kwam, volgt de Hoge Raad de conclusie van de advocaat-generaal. Deze concludeerde dat van het schenden van een ambtsgeheim sprake dient te zijn van het delen of ter kennis brengen aan een derde. Daarvan is in deze zaak echter geen sprake geweest. De Hoge Raad oordeelt:
“Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Sr moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Gelet hierop geeft het oordeel van het hof dat de verdachte zijn ambtsgeheim heeft geschonden door geheime gegevens voor zichzelf te ontsluiten, blijk van een onjuiste rechtsopvatting.”
Het strafrecht kan dus niet worden ingezet indien iemand die uit hoofde van zijn functie toegang heeft tot privégegevens van burgers zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen. Zo lang het geheim jegens anderen wordt bewaard kan het schenden van een ambtsgeheim niet bewezen worden verklaard. Zodra die informatie wordt verstrekt aan anderen kan het strafrecht wel worden ingezet.
Dat betekent overigens niet zonder meer dat tegen werknemers die hun nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen niet kan worden opgetreden. Dat moet dan echter niet in de hoek van het strafrecht, maar in de hoek van bijvoorbeeld het arbeidsrecht of het tuchtrecht worden gezocht.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een digitale Vaklunch on demand.
No Comments