#227: Fiscale interpretatiemethodes en valsheid in geschrifte
In het fiscale strafrecht gaat een verdenking van belastingfraude veelal gepaard met een verdenking van valsheid in geschrifte. Zo kan bijvoorbeeld sprake zijn van een onjuiste factuur of overeenkomst waarmee de fiscale fraude is gepleegd. Maar dit hoeft zeer zeker niet altijd het geval te zijn. Zelfs als een fiscale herkwalificatie van de feiten plaatsvindt dan betekent dat nog niet dat de onderliggende stukken vals zijn. In de recente vrijspraak van een oud Achmea bestuurder voor valsheid in geschrifte wordt dit onderscheid goed duidelijk gemaakt.
De zaak draait om de verdachte die vanaf het jaar 2000 tot en met 2009 algemeen directeur is geweest van Achmea. Vervolgens is de verdachte strategisch directeur geworden tot het jaar 2012. Vanaf begin 2007 heeft de verdachte vier panden aan Achmea verhuurd. In de jaren 2006 en 2007 vinden besprekingen plaats over een nieuwe beloningsstructuur van de verdachte. Uit de correspondentie volgt dat de verdachte het volgende heeft aangegeven: ‘Daarbij heeft hij om fiscale reden de voorkeur gegeven om deze premie uitbetaald te krijgen in een aanpassing van de huurtarieven van enkele van deze panden.’
Uiteindelijk wordt met de verdachte een huurverhoging van € 100.000,- per jaar overeengekomen voor een periode van vijf jaar, hetgeen overeenkomt met de incentive die bedoeld was om te zorgen dat verdachte zou aanblijven als directeur. Fiscaal bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat de huurverhoging in wezen een bijzondere beloning voor verrichte arbeid is. Uit de correspondentie volgt dat de premie louter om fiscale redenen is uitbetaald via de verhoging van huur. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich heeft moeten realiseren dat hij deze beloning bij de Belastingdienst diende op te geven als inkomen.
Feit 2 op de tenlastelegging betreft het verwijt van valsheid in geschrifte omdat de bonusregeling voor de verdachte is vormgegeven door middel van een verhoging van de huurprijs van een viertal panden welke huurverhoging is neergelegd in een viertal allonges. De rechtbank oordeelt echter dat deze allonges geen valse geschriften zijn omdat de inhoud van de allonges met de werkelijkheid overeenstemt. De allonges zien op bestaande panden en de huurpenningen werden ook daadwerkelijk betaald. Het nalaten om te vermelden wat de achtergrond was om de huurpenningen te verhogen levert geen valsheid in geschrifte op. Er bestaat immers geen rechtsplicht om bij deze aanvullingen op de huurovereenkomsten te vermelden waarom deze aanpassingen werden gemaakt. En niet is gebleken dat essentiële informatie voor de huurovereenkomsten zelf is verzwegen. Het feit dat door toedoen van deze overeenkomsten fiscale fraude gepleegd kon worden maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank oordeelt dus in heldere bewoordingen dat het doen van onjuiste aangiften nog niet direct valsheid in geschrifte met zich meebrengt. Een fiscale herkwalificatie of de toepassing van het fiscale leerstuk fraus legis doet immers geen afbreuk aan de civielrechtelijke werkelijkheid. Er is immers dan niet altijd sprake van een schijnhandeling. Het is dus van belang om de fiscale interpretatiemethodes duidelijk te onderscheiden van de onderliggende documenten in het kader van het verwijt van valsheid in geschrifte.
Heb je vragen of wil je van gedachten wisselen over het voorgaande neem dan contact met ons op via boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments