#559: De dekens verschoond

Drie jaar geleden kwam aan het licht dat een notaris en oud-bestuursvoorzitter bij het kantoor van de landsadvocaat, Pels Rijcken, mogelijk tientallen miljoenen euro’s had verduisterd. Rechtbank Amsterdam deed in het strafrechtelijk onderzoek naar deze fraude onlangs een belangrijke uitspraak over het verschoningsrecht van de deken.

De fraude op het kantoor van de landsadvocaat was groot nieuws. Toen deze kwestie naar buiten kwam, startten verschillende partijen onderzoeken op. Een daarvan was de Haagse deken, die onder meer onderzocht of er nog andere advocaten van het kantoor bij de fraude betrokken waren. De deken onderzocht 23 advocaten en concludeerde in het onderzoeksrapport dat geen van hen betrokkenheid had gehad bij de feiten. De notaris handelde alleen, liet de deken via een persbericht weten.

Ook het OM doet onderzoek naar deze miljoenenfraude. De notaris is inmiddels overleden, waardoor het OM haar pijlen vooralsnog richt op drie overgebleven verdachten: twee vennootschappen van de notaris en zijn weduwe. Het OM sluit echter, anders dan de deken, de mogelijkheid niet uit dat ook kantoorgenoten van de notaris betrokken waren. Om die reden vorderde de officier van justitie inbeslagneming van het onderzoeksrapport van de deken en de daaraan ten grondslag liggende stukken. De rechter-commissaris (r-c) nam deze stukken in beslag.

De deken maakte bezwaar tegen de inbeslagneming met een beroep op het verschoningsrecht. Dat het rapport en de onderliggende stukken verschoningsgerechtigd materiaal bevatten, stond niet ter discussie. De informatie in de stukken was immers afkomstig van advocaten van Pels Rijcken. De r-c stelde dat de deken ten aanzien van het verschoningsgerechtigde materiaal uit het rapport en de onderliggende stukken een afgeleid verschoningsrecht had. Nu vast stond dat sprake was van verschoningsgerechtigd materiaal, liet de r-c in het midden of de deken ook een zelfstandig verschoningsrecht toekwam.

Hoewel het dus ging om geheimhoudersstukken, meende de r-c dat sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor het verschoningsrecht werd doorbroken (zoals bedoeld in eerdere jurisprudentie). De r-c benoemde dat het ging om een jarenlange fraude van ruim tien miljoen euro die voor grote maatschappelijke onrust had gezorgd, mede doordat de feiten zich afspeelden op het kantoor van de landsadvocaat. Daarnaast leek het de r-c niet aannemelijk dat er een minder ingrijpende manier bestond om deze informatie te verkrijgen. Een eigen onderzoek door het OM zou teveel tijd kosten.

De deken diende op grond van artikel 98 lid 4 jo. 552a Sv een klaagschrift in tegen deze beslissing van de r-c. De klacht hield in dat de deken een zelfstandig verschoningsrecht toekomt, ook in de uitoefening van de toezichtstaak, en dat van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking daarvan rechtvaardigen geen sprake was.

De rechtbank geeft de deken gelijk: de deken heeft een zelfstandig verschoningsrecht ten aanzien van informatie die aan de advocaat (van wie de deken de informatie heeft ontvangen) is toevertrouwd in de normale uitoefening van zijn of haar beroep. Het is aan de deken om dit verschoningsrecht al dan niet in te roepen. Het standpunt dat de deken slechts een afgeleid verschoningsrecht heeft, doet volgens de rechtbank onvoldoende recht aan de rol van de deken als toezichthouder en vertrouwenspersoon van de advocatuur. In die situatie wordt het verschoningsrecht van de deken immers afhankelijk van de vraag of de oorspronkelijk verschoningsgerechtigde hierop een beroep doet.

Over het criterium van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ oordeelt de rechtbank dat het enkele feit dat het gaat om een ernstige zaak die tot grote maatschappelijke onrust heeft geleid, onvoldoende is om het verschoningsrecht te doen wijken. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat geen van de 23 advocaten uit het onderzoek als verdachte is aangemerkt. Ook merkt de rechtbank op dat dat de officier niet heeft weersproken dat de informatie ook op een andere manier kan worden verkregen. De rechtbank gelast teruggave aan de deken van de inbeslaggenomen stukken.

Wat ons betreft is dit een belangrijke uitspraak die recht doet aan de functie van de deken. Het verschoningsrecht dient ertoe dat iedereen zich zonder vrees voor openbaarmaking moet kunnen wenden tot personen met een beroepsgeheim. De deken vervult bij uitstek een functie waarbij van belang is dat dat recht wordt gewaarborgd. Advocaten wenden zich immers voor advies tot de deken als vertrouwenspersoon met allerlei (ethische) dilemma’s.

Wij zijn het met de rechtbank eens dat juist de toezichthoudende taak van de deken een eigen verschoningsrecht rechtvaardigt. De deken moet een eigen afweging kunnen maken om het verschoningsrecht al dan niet in te roepen, en kan daarbij zeker niet afhankelijk zijn van degene op wie hij of zij toezicht houdt. Dat zou de functie juist ondermijnen. Bovendien zou dit ertoe leiden dat advocaten minder snel advies zouden inwinnen bij de deken, terwijl die optie juist bijdraagt aan het naleven van de ethische standaarden door de beroepsgroep.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment