#535: De aankoop van een olietanker: ongebruikelijk of business as usual
Zaken doen in de wereld van de oliehandel, zoals bijvoorbeeld bij de aankoop van olietankers, kan complex zijn. Deze complexiteit wordt versterkt als er vermeende ongebruikelijke transacties in het spel zijn. Maar ongebruikelijk is niet altijd verdacht en zeker niet strafbaar zoals een recent vonnis betreffende een Nigeriaanse olietanker illustreert.
Op 23 juni 2017 kocht een Nigeriaans bedrijf een olietanker voor $21.000.000 Voor de bemiddeling in deze aankoop ontving het bedrijf van de verdachte een gebruikelijke provisie van 1% van de aankoopprijs, wat neerkwam op een bedrag van $210.000. Tot zover niets aan de hand. Maar deze corruptiezaak nam een interessante wending toen de CEO van het Nigeriaanse bedrijf opdracht gaf om vier medewerkers elk $10.000 van de provisie te betalen. Dit verzoek resulteerde uiteindelijk in beschuldigingen van overtreding van de artikelen 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.
De zaak kwam aan het rollen nadat de Rabobank deze vier betalingen als ongebruikelijke transacties aanmerkte en dit meldde. Dit volgde uit een interessant artikel in het FD waarin de verdachte vrijuit spreekt over deze zaak. In het complexe landschap van de internationale (olie)handel kunnen ongebruikelijke transacties vaak aanleiding geven tot verdere juridische kwesties en onderzoeken.
Zo ook in dit geval. De vier betalingen, zo stelde het Openbaar Ministerie, konden worden aangemerkt als ‘giften’ die mogelijk in strijd waren met de professionele plichten van de betrokken partijen.
De rechtbank ziet dit anders. Na een gedetailleerde analyse is de conclusie dat deze betalingen niet als ‘giften’ kunnen worden beschouwd, omdat de vier medewerkers daadwerkelijk diensten hebben verleend die bijdroegen aan de aankoop van de olietanker. Ook werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van het opnemen van valse facturen in de administratie van het bedrijf, omdat de facturen een accurate beschrijving gaven.
Deze zaak omtrent de aankoop van een olietanker en niet-ambtelijke corruptie onderstreept het belang van een zorgvuldige rechtspleging, de rol van bewijs en de waarde van een eerlijke verdediging. Het herinnert ons er ook aan dat voorzichtigheid geboden is bij de inzet van het strafrecht en dat het adagium dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen, van groot belang blijft. Een transactie die ongebruikelijk is voor een bankmedewerker die niet thuis is in de internationale handel, is niet altijd direct verdacht.
Deze zaak toont echter ook de vernietigende impact die het strafrecht kan hebben op een bedrijf, zelfs als het uiteindelijk wordt vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie zou zijn knopen moeten tellen en het hoger beroep intrekken na deze volledige vrijspraak.
Het is van belang dat het Openbaar Ministerie een open vizier houdt op de praktijk en de internationale (olie)handel. Deze is complex en een wellicht – in de ogen van sommigen – ongebruikelijke transactie betekent niet dat er automatisch sprake is van niet-ambtelijke omkoping.
Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments