#555: Als je doet wat je altijd deed…

De contouren van een Openbaar Ministerie die de handhaving van het strafrecht op een andere manier aanpakt, begint zich af te tekenen. Het college PG maakte eerder dit jaar al bekend dat het Openbaar Ministerie met een nieuw college ook kan rekenen op “nieuwe accenten”. Daarbij wordt onderkend dat er grote problemen zijn met het tijdig afdoen van zaken. Dit blijft een belangrijk thema om capaciteit te behouden: “We zullen het gesprek intern en extern (blijven) voeren over onder andere hoe we vroegtijdig in het onderzoek de haalbaarheid van de afdoeningsmogelijkheden en de capaciteit van de keten kunnen betrekken, en hoe we betere selectiviteitscriteria kunnen hanteren.” In de slipstream is de inzet van het “snellere” civiele recht zichtbaar en worden weinig of ongebruikte bepalingen uit het wetboek van strafrecht ingezet.

Het Openbaar Ministerie zet het civiele recht steeds vaker in. In Vaklunch #499 gingen we al in op de enquêteprocedure (artikel 2:345 Burgerlijk Wetboek) om onderzoek in te stellen naar de gang van zaken en het beleid binnen een bedrijf. Een tool om geschillen binnen ondernemingen op te lossen, zoals conflicten tussen aandeelhouders of wanbeleid van bestuurders. Op basis van de wet hebben niet alleen de aandeelhouders van een NV of een BV die aan bepaalde eisen voldoen de mogelijkheid om een enquête te verzoeken, dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie die het algemeen belang behartigt. Het is duidelijk dat het OM die route niet schuwt.

Maar het Openbaar Ministerie heeft ook de mogelijkheid ontdekt van artikel 2:19, lid 2, Burgerlijk Wetboek. Die bepaling houdt in dat de rechtbank een rechtspersoon op verzoek van het Openbaar Ministerie ontbonden kan verklaren. Een dergelijk verzoek kan bijvoorbeeld worden gedaan in het geval van een gebeurtenis die op basis van de statuten de ontbinding tot gevolg heeft (terwijl het geen op ontbinding gerichte handeling is). Het Openbaar Ministerie heeft vorige maand actief op haar eigen website bericht dat deze route is ingezet in het kader van een onderzoek naar schending van ingestelde sancties tegen Rusland. Het Openbaar Ministerie maakt duidelijk dat het de vennootschap uit de samenleving wil halen, omdat zij ten doel heeft gehad de sancties tegen Rusland te omzeilen. Daar is de vennootschap ook voor veroordeeld, hoewel het bericht niet duidelijk maakt of die veroordeling onherroepelijk is. Het Openbaar Ministerie schrijft vervolgens expliciet: “Daarnaast wil het OM het signaal afgeven dat zij niet alleen strafrechtelijk optreedt, maar ook andere bevoegdheden inzet om dergelijk strafbaar handelen te stoppen”.

Maar niet alleen de mogelijkheden van het Burgerlijk Wetboek worden bekeken om effectiever en sneller te handhaven. Ook is zichtbaar dat het Openbaar Ministerie weinig tot niet eerder gebruikte bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht inzet, zoals artikel 347 Wetboek van Strafrecht. Deze bepaling stelt de bestuurder die medewerking verleent aan een handeling in strijd met een bepaling in de statuten of reglementen strafbaar, als het leidt tot ernstig nadeel voor de rechtspersoon. Dit leidde recent tot een veroordeling van een verdachte voor “buitensporig middelenverbruik” van een rechtspersoon. Het ging om het uitkeren van omzet aan zichzelf en het overhevelen van bedrijfsactiva “om niet” naar twee andere vennootschappen. De Belastingdienst viste vervolgens achter het net bij de vennootschap om een belastingschuld te verhalen.

Het is opvallend dat deze bepaling verband houdt met de eigen statuten van de vennootschap. De inzet ervan houdt ongetwijfeld verband met de meer civielrechtelijke benadering van haar taken die het Openbaar Ministerie heeft ingezet. Het is helder dat het Openbaar Ministerie niet vooral inzet op de aanpak van specifieke doelgroepen, maar ook daadwerkelijk uit andere vaatjes tapt om een efficiëntieslag te maken.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment