#545: Beloofd is beloofd

Beterschap beloven is één ding, de daad bij het woord voegen is iets anders. Het is een misvatting dat de belofte van beterschap voldoende is om als “compliant” door te gaan. Sterker nog, de loze belofte van beterschap kan de betrokkene in het strafrecht duur komen te staan. Geen woorden, maar daden dus. En als de belofte van beterschap dan daadwerkelijk wordt nagekomen kan dat ook de sleutel zijn naar een “zachte landing”.

Wie denkt dat alleen beterschap beloven voldoende is, komt in het strafrecht bedrogen uit. In de praktijk zijn rechters kritisch op een “mea culpa”-verweer en tonen zich allergisch voor “krokodillentranen”. De tijd dat de beloofde beterschap niet werd gecontroleerd is voorbij. Dat geldt ook voor de tijd dat betrokkenen “op hun blauwe ogen” werden geloofd – als die er al is geweest. Het bewerkstelligen van daadwerkelijk compliant gedrag speelt niet alleen een rol in de “schikkingspraktijk”, maar zeker ook in zaken die voor de strafrechter worden gebracht.
Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een verdachte een verwijt wordt gemaakt van strafbaar handelen, terwijl er niet meer aan de hand is dan een onopzettelijke fout. Zeker in fiscale fraude zaken is deze situatie herkenbaar. Terugkijkend kan een verdachte dan erkennen een fout te hebben gemaakt en voor de toekomst beterschap beloven. Dat houdt niet zonder meer in dat sprake is van een “bekennende verdachte” en evenmin dat sprake is van bewijs van opzet. In zo’n geval kan de zaak goed in een vrijspraak eindigen. Niettemin kan het behulpzaam zijn dat zowel het Openbaar Ministerie als de rechter het comfort heeft dat deze fout niet nogmaals wordt gemaakt. Ook voor andere stakeholders – banken of andere zakelijke dienstverleners – zal de beloofde beterschap een rol kunnen spelen in de vraag of zij hun diensten kunnen voortzetten.

Maar er zijn ook gevallen waarin wel sprake is van opzettelijk handelen en waarin de discussie zich vooral concentreert op de strafmaat. Gerechtshof Amsterdam oordeelde in een recent arrest in zo’n zaak, waarin de verdachte vennootschap werd beschuldigd van het niet tijdig deponeren van de jaarrekening. In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld en werd een geldboete opgelegd van € 600. De veroordeelde ging daarop in hoger beroep en heeft werk gemaakt van de verwijten die hem werden gemaakt.

Uit de uitspraak blijkt dat de jaarstukken niet gereed konden worden gemaakt in verband met een procedure in de Verenigde Staten. Pas nadat die procedure was geëindigd – in dit geval in een schikking – konden de jaarstukken worden opgemaakt en gedeponeerd. Dat is niet alleen gebeurd voor het jaar dat ter discussie staat, de verdachte vennootschap heeft ook laten zien dat in de navolgende jaren de jaarstukken steeds zijn opgemaakt en tijdig zijn gedeponeerd. Dat leidt er uiteindelijk toe dat het Hof de straf voor de helft voorwaardelijk maakt met een proeftijd van twee jaar. In deze zaak gaat het om relatief lage straffen, maar het toont wel dat reflectie op de eigen gedraging en aantoonbare gedragsverandering loont.

Hoewel bijvoorbeeld in fiscale fraude zaken waar sprake is van een onopzettelijke fout een vrijspraak moet volgen, kan een reflecterende houding van de betrokkene wel tot een betere en snellere afdoening leiden. Het kan in onze ervaring ook de sleutel zijn om tot een geschikte oplossing te komen buiten de muren van de (openbare) rechtszaal.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment