#533: Mijn naam is… geheim

Tijdens doorzoekingen nemen opsporingsinstanties vaak veel (te veel) digitale informatie in beslag. Tussen deze data zit bijna altijd ook verschoningsgerechtigd materiaal. Over hoe hier precies mee moet worden omgegaan wordt veel geprocedeerd. In de praktijk zien wij (inmiddels) vaak dat de in beslag genomen datasets worden overgedragen aan de rechter-commissaris (RC). Vervolgens wordt met behulp van een opsporingsambtenaaar die onder gezag van de RC staat het verschoningsgerechtigd materiaal eruit gefilterd. Dit gebeurt veelal aan de hand van een lijst met namen van geheimhouders die wordt aangeleverd. Maar valt de naam van de geheimhouder ook onder het verschoningsrecht?

Op 27 juni 2023 heeft advocaat-generaal Frielink over deze kwestie een interessante conclusie genomen.

In de betreffende zaak had de officier van justitie gevraagd om inzage in de lijst met namen op basis waarvan het verschoningsgerechtigd materiaal uit de in beslag genomen data zou worden gefilterd. Onduidelijk is waarom de officier van justitie inzicht in deze namenlijst wilde hebben, maar uiteindelijk heeft de RC beslist dat de officier van justitie inzage mag krijgen in deze lijst.

 

Tegen deze beslissing wordt een klaagschrift ingediend. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het beklag niet ontvankelijk is omdat de betreffende beslissing van de RC alleen zou zien op de procedure, en niet tot onontkoombare gevolgen voor het verschoningsrecht zou leiden. Tegen deze beslissing is cassatie ingesteld, waarbij AG Frielink een conclusie heeft genomen. In cassatie spelen twee deelonderwerpen: 1) is de beslissing van de RC een beschikking waartegen beklag openstaat, en 2) vallen de namen van geheimhouders onder het verschoningsrecht?

Het antwoord op de eerste vraag is volgens de AG simpelweg: ‘nee’. Tegen de beslissing van de RC zou geen klaagschrift kunnen worden ingediend omdat de beslissing niet ziet op het voortduren van het beslag. Dit klinkt in eerste instantie logisch, maar dat is het wat ons betreft niet. De RC wil namelijk kennelijk wel al informatie prijsgeven uit het beslag, te weten de namen van de geheimhouders die zich in het beslag bevinden. Dit alles nog vóórdat het filteringsproces heeft plaatsgevonden. In wezen wordt dus informatie uit het beslag overgedragen aan het OM, en blijft die informatie ook voorhanden als later wordt beslist dat het beslag op het verschoningsgerechtigd materiaal wordt opgeheven. Wat ons betreft zou het cassatieberoep dus ontvankelijk moeten worden verklaard, nu er in dit geval informatie uit het beslag wordt vrijgegeven.

In het antwoord op de tweede vraag van de AG kunnen wij ons meer vinden. Frielink concludeert namelijk dat de ratio van het verschoningsrecht met zich meebrengt dat ook de identiteit van de geheimhouder object is van het verschoningsrecht. De reden daarvoor is vrij simpel. Soms kan het specialisme van een advocaat of een locatie waar deze is gevestigd al informatie prijsgeven over het type probleem waar een rechtszoekende mee wordt geconfronteerd. In de conclusie wordt een vergelijking gemaakt met het raadplegen van een arts. Als een patiënt een oncoloog raadpleegt dan is dat namelijk al veelzeggend. Dit geldt ook voor advocaten. Het bestaan van een relatie tussen een patiënt of cliënt en de geheimhouder zou dus ook vertrouwelijk moeten zijn.

Frielink verzoekt de Hoge Raad – ondanks dat het cassatieberoep in zijn ogen niet ontvankelijk zou zijn – ambtshalve duidelijkheid te verschaffen. Wij kijken in ieder geval uit naar het arrest!

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment