#259: Het hamerstuk; een blessing in disguise?
De kop in de Volkskrant van gisterochtend dat de FIOD en Marechaussee zelf gaan infiltreren zal niemand ontgaan zijn. Hoe de wetswijziging van 15 december 2017 die leidt tot deze uitbreiding van bevoegdheden de politiek en de media wél is ontgaan, is de grote vraag die iedereen bezighoudt. Op 15 december 2017 is de wet die door de Eerste Kamer is aangenomen als hamerstuk gepubliceerd in het Staatsblad. Het gaat niet alleen om infiltreren, zodra deze wet in werking is getreden mogen de FIOD en bijvoorbeeld ook de arbeidsinspectie vertrouwelijke gesprekken afluisteren. Niet alleen het feit dat dergelijke wetten blijkbaar zonder publiek debat kunnen worden aangenomen, kan op veel kritiek rekenen. Ook de kennelijk laconieke houding van de ambtenaar die in de Volkskrant enkele opmerkingen maakte over het opzoeken van de grenzen bij undercover werk, wekt irritatie. In de Volkskrant zei hij het volgende: ‘Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of dit te ver ging. Als dat zo zou zijn, oké dan is dat zo.’ Wordt het publieke debat nu alsnog gevoerd?
Op de website van de Eerste Kamer staat dat een hamerstuk een wetsvoorstel is ‘waarover niemand tijdens een plenaire vergadering het woord wenst te voeren en dat zonder stemming wordt aanvaard’. Het afluisteren en infiltreren was tot nu toe alleen aan de politie voorbehouden. Het toekennen van de zelfstandige bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke informatie aan bijzondere opsporingsdiensten zou een effectievere opsporing bevorderen. Kennelijk is het wetsvoorstel van 15 mei 2017 het grote publiek ontgaan. En dat is bijzonder in een tijd waarin privacy centraal staat. De kritische reacties zijn er achteraf – getuige de pers – in ruimte mate. Waar was het debat?
Het is overigens niet zo dat de FIOD en andere bijzondere opsporingsdiensten zelfstandig aan de slag kunnen met deze verworven wettelijke dwangmiddelen. Zoals in de memorie van toelichting te lezen is, blijft het nodig dat de officier van justitie toestemming verleent om over te gaan tot inzet van de nieuw verworven dwangmiddelen. De officier toetst in dit verband of is voldaan aan de eisen van proportionaliteit. Deze gang van zaken is blijkens het wetsvoorstel ook niet veranderd. Daarnaast bestond reeds een samenwerkingsprotocol tussen FIOD en politie als het aankomt op onder meer de afluisterbevoegdheden. Heeft de FIOD daadwerkelijk ‘een promotie’ gemaakt? En zou een debat tot een andere uitkomst hebben geleid?
Een debat had de echte thema’s zoals privacy en rechtsbescherming van verdachten tegen een opsporingsapparaat dat zich niet altijd aan de wettelijke voorschriften houdt op de agenda kunnen zetten. Met name de opmerking in de Volkskrant dat het ‘dan maar zo is’ als de rechter meent dat een vorm van infiltratie te ver is gegaan, schiet al snel in het verkeerde keelgat bij strafjuristen. Het is geen geheim dat fouten in het opsporingsonderzoek niet leiden tot het ‘klappen’ van de strafzaak. Een dergelijk vormverzuim leidt vaak hooguit tot (milde) strafvermindering, met de gedachte in het achterhoofd dat een verdachte niet van fouten van de overheid mag profiteren. Een échte tik op de vingers zal gelet op de jurisprudentie rondom vormverzuimen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering niet worden uitgedeeld als een ambtenaar tijdens de infiltratie te ver is gegaan.
Zou dit de laconieke houding bij ambtenaren veroorzaken? Zouden zij hierdoor minder geneigd zijn ‘roekeloos’ de grenzen van dwangmiddelen op te zoeken? Wie zal het zeggen?
Het is een gemiste kans dat deze thema’s niet aan bod zijn gekomen in een publiek debat alvorens de wet werd aangenomen. Juist hier liggen de mogelijkheden om privacy én rechtsbescherming in onze rechtsstaat een stem te geven. De professionele procespartijen – waaronder de advocatuur – dienen overigens ook hand in eigen boezem te steken. Ook wij hebben een verantwoordelijkheid het debat op de agenda te blijven zetten. De media heeft de wetswijziging nu alsnog de publieke agenda gezet door de overweldigende media aandacht. Wellicht krijgen de relevante thema’s hierdoor alsnog meer aandacht dan het geval zou zijn geweest als het debat voorafgaand aan de wijziging was gevoerd en was ‘geabsorbeerd’ door andere privacy discussies. De kritiek is nu luid en duidelijk, ook voor de rechters die dienen te oordelen over dergelijke kwesties. Wellicht is het voldongen feit van het hamerstuk in december 2017 achteraf dan juist een blessing in disguise.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments