27 augustus 2014
Iedere verdachte wenst een strafrechtelijk onderzoek af te kunnen ronden met een sepotbericht. Op basis van artikel 167, lid 2, Sv kan de officier van justitie beslissen af te zien van (verdere) vervolging. Daarmee is de strafrechtelijk kous (in beginsel) af. Niettemin kan de gewezen verdachte toch nog worden geconfronteerd met deze geseponeerde zaak, afhankelijk van de sepotcode die de officier van justitie hanteert. Zo leidt sepotcode 01 – “ten onrechte als verdachte aangemerkt” – tot verwijdering van de aantekening in de justitiële documentatie, terwijl bij code 02 – “onvoldoende bewijs” – de aantekening blijft staan. Hoewel een sepot inhoudt dat geen sprake meer is van een verdenking en dat de betrokkene niet zal worden vervolgd, kan een dergelijke aantekening bijvoorbeeld het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) bemoeilijken. Hoewel geen sprake is van een veroordeling is de enkele betrokkenheid bij strafbare feiten in de praktijk reden voor terughoudendheid met het verstrekken van een VOG. Het afgeven van sepotcode 01 voorkomt iedere discussie hierover. Zal de onduidelijkheid over het gebruik van sepotcode 01 of 02 met de nieuwe aanwijzing gebruik sepotgronden verleden tijd zijn?
Met name in de gevallen waarin de persoon die aanvankelijk terecht als verdachte is aangemerkt, maar door feiten en omstandigheden die later bekend zijn geworden geen verdachte meer is, is het de vraag welke code aan het sepot moet worden verbonden. De code op basis waarvan wordt bevestigd dat de betrokkene ‘onterecht als verdachte aangemerkt’ is, is strikt genomen niet van toepassing. Maar de code dat sprake is van ‘onvoldoende bewijs’ is strikt genomen evenmin van toepassing. Immers, gebleken is dat er überhaupt geen bewijs bestaat van de vermeend strafbare gedraging door de betrokkene. In de praktijk is wel eens geconstateerd dat het jammer is dat er geen code 1½ bestaat voor de situaties die tussen wal en schip vallen. Hoewel in de praktijk blijkt dat officieren van justitie – dan wel hun parketsecretarissen – ontvankelijk blijken voor een vurig betoog dat in een dergelijk geval de voor de betrokkene meest gunstige code moet worden toegepast, is het geen zekerheid. In die gevallen blijft de betrokkene afhankelijk van de welwillendheid van de officier van justitie. Immers is de beslissing van de officier van justitie om niet verder te vervolgen een besluit als bedoeld in artikel 1:6 aanhef en sub a AWB. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State van 12 maart 2008. Doordat het niet-vervolgen als een besluit is aan te merken dat onder art. 1:6 aanhef en sub a AWB valt, is de bezwaar- en beroepsprocedure van de AWB niet van toepassing. De praktijk leert dat de route van de klachtprocedure soms wordt bewandeld om dit probleem op te lossen.
Het tussen ‘wal en schip’ vallen van bovengenoemde gewezen verdachte is vanaf 1 september 2014 verleden tijd. De aangepaste Aanwijzing gebruik sepotgronden zal dan in werking treden. Het onderscheid tussen sepotcodes 01 en 02 is in de aanwijzing afgebakend. Dit om het zogenaamde ‘non-punishmentbeginsel’ uitdrukkelijk op te nemen in de aanwijzing. Het belang van deze wijziging is blijkens de aanwijzing gelegen de gevolgen van de verschillende codes; het al dan niet zichtbaar blijven van de voormalige verdenking op de justitiële documentatie. Indien code 02 wordt gekoppeld aan het sepot – onvoldoende bewijs – dan kan de gewezen verdachte nog altijd worden ‘gestraft’ of in ieder geval worden gehinderd door de aantekening op zijn documentatie.
De toelichting bij sepotcode 01 houdt in dat ieder geval dat voorheen tussen code 01 en 02 viel, zal worden afgedaan met code 01. De toelichting luidt: ‘Deze sepotgrond is uitsluitend bedoeld voor de gevallen waarin er in het opsporingsonderzoek feiten en omstandigheden naar voren komen die – bezien naar het huidige moment – ondubbelzinnig wijzen op de onschuld van betrokkene. Met andere woorden, als diezelfde feiten en omstandigheden al bekend zouden zijn geweest bij de start van het opsporingsonderzoek, dan was de betrokkene niet als verdachte aangemerkt. Dat neemt niet weg dat de aanvankelijke verdenking op goede gronden kan zijn gerezen. De gebleken onschuld van de betrokkene kan bijvoorbeeld volgen uit een persoonsverwisseling, een verkeerde inboeking bij politie/parket of een valse aangifte. Maar ook uit resultaten van het opsporingsonderzoek, zoals een vastgesteld alibi, uitsluiting op basis van DNA of andere feiten en omstandigheden waaruit bewijs naar voren komt ten aanzien van de onschuld van de betrokkene.’ Uit de toelichting blijkt dat code 02 van toepassing is ‘wanneer er onvoldoende bewijs is of bewijs dat niet voldoende overtuigt. Sepotgrond 02 kan pas aan de orde zijn nadat is geoordeeld dat geen grond bestaat voor een sepot 01’. Ons inziens zal dit de sepotperikelen voor de achteraf ten onrechte aangemerkte verdachten oplossen.
Het is nog de vraag of deze aanwijzing soelaas biedt voor de onder code 02 geseponeerde zaken van gewezen verdachten die vanaf 1 september a.s. onder code 01 zouden moeten worden geseponeerd? Het overgangsrecht in de aanwijzing maakt duidelijk dat dat niet het geval is. De voorschriften in deze aanwijzing gelden voor alle feiten gepleegd op en na de datum van de inwerkingtreding van deze aanwijzing. Niettemin zou de toelichting onder de aanstaande aanwijzing ook voor vóór de inwerkingtreding gepleegde feiten ertoe moeten leiden dat de zaken die onder code 1½ vallen, worden geregistreerd als ‘ten onrechte als verdachte aangemerkt’. Het is dus aan de verdediging het Openbaar Ministerie te prikkelen conform te handelen.
Wat is jouw ervaring met het gebruik van sepotcode 01 dan wel 02 in zaken waar de verdenking later onterecht bleek?