#174: Rechtbank steekt eigen band lek
De actieve rechter die het Openbaar Ministerie een handje helpt tijdens de behandeling ter terechtzitting blijft de gemoederen bezig houden. In #024 schreven wij in dat kader al over een prikkelend artikel van mr. L.M.G. de Weerd. Hij meent dat er niets op tegen is als de rechter de officier van justitie wijst op – bijvoorbeeld – fouten in de tenlastelegging. In #157 schreven wij over een zaak waarin de rechter ter zitting constateerde dat de twee ten laste gelegde feiten elkaar uitsluiten en daarmee ‘de lekke band van de officier’ probeerde te plakken. De verdediging heeft in die zaak de rechtbank gewraakt omdat de rechtbank zich teveel met de regie van de tenlastelegging bemoeide. Bij de verdachte was daardoor de (objectieve) vrees ontstaan dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer wees het verzoek af, maar merkte wel op dat de rechter minder stellige bewoordingen had kunnen gebruiken. Hoe ver mag de rechter dan gaan om het Openbaar Ministerie toch een handje te helpen? Rechtbank Noord-Holland vindt in ieder geval dat de rechtbank zich niet (op elk moment) mag bemoeien met de tenlastelegging en tikte onlangs rechters in een dergelijke situatie op de vingers.
In deze zaak heeft de officier van justitie tijdens de zitting een vordering tot wijziging tenlastelegging ingediend. Nog voordat de rechtbank daarover een beslissing nam, heeft de voorzitter een opmerking gemaakt over de datum in de tenlastelegging in relatie tot de data die blijken uit het dossier. De verdediging heeft daarop een wrakingsverzoek ingediend. De verdediging meent dat de rechtbank het Openbaar Ministerie souffleert door die datum ter discussie te stellen direct nadat de officier van justitie een vordering wijziging tenlastelegging heeft ingediend. De verdediging meent dat de rechter op de stoel van het Openbaar Ministerie is gaan zitten, althans dat die indruk bij de verdachte is gewekt.
De rechtbank daarentegen meent dat enkel de inhoud van de tenlastelegging aan de orde is gesteld om misverstanden te voorkomen. Bij de voorbereiding van de zaak was het de rechtbank namelijk opgevallen dat in de tenlastelegging wordt gerept over 26 november 2015, terwijl in het dossier de relevante datum 26 september 2015 zou zijn. Daarbij haalt de rechtbank jurisprudentie aan waaruit blijkt dat de rechtbank een op een misslag berustende datum in de tenlastelegging kan verbeteren – een wijziging tenlastelegging is niet nodig – indien de verdachte niet in haar verdediging wordt geschaad. De officier van justitie heeft verder toegelicht dat de voorzitter naar haar inschatting duidelijkheid wenste over het verwijt dat het Openbaar Ministerie aan de verdachte maakte en meent ook dat het wrakingsverzoek ongegrond verklaard moet worden.
De wrakingskamer van rechtbank Noord-Holland neemt hier echter geen genoegen mee. De rechtbank overweegt dat gelet op de mogelijkheid om een kennelijke misslag te verbeteren het in de rede ligt dat de rechter een dergelijke constatering ter zitting aan de orde stelt. Echter, ‘door evenwel dit punt aan de orde te stellen net nadat de officier van justitie een wijziging tenlastelegging had gevorderd en nog voordat de rechtbank daarover had beslist, kan ten aanzien van verzoekster de indruk zijn gewekt dat de rechtbank de officier van justitie wilde helpen althans wilde behoeden voor een fout in de tenlastelegging die aan een bewezenverklaring in de weg zou (kunnen) staan. De omstandigheid dat de officier van justitie ook naar aanleiding van het pleidooi van verzoekster waarin deze een verweer had willen voeren dat gericht was op de onjuiste datum, nog een wijziging van de tenlastelegging had kunnen vorderen, maakt het vorenstaande niet anders.’ Volgens de rechtbank is juist de omstandigheid dat de rechtbank op het hiervoor omschreven moment op eigen initiatief de mogelijke misslag aan de orde heeft gesteld het probleem. Dat maakt namelijk dat bij de verdachte de objectief gerechtvaardigde vrees heeft kunnen ontstaan dat sprake was van vooringenomenheid. Daarmee heeft de rechtbank zijn eigen band lek gestoken.
Uit het voorgaande blijkt dat de rechter aldus niet zonder meer het Openbaar Ministerie een handje mag helpen. Wij menen nog altijd dat de rechter de grondslag van de tenlastelegging niet mag verlaten en zich aldus moet onthouden van het geven van aanwijzingen als het aankomt op de inhoud van de tenlastelegging. Die taak is exclusief voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Als de rechter zich dan toch laat verleiden zich uit te laten over de inhoud van de tenlastelegging kan dit niet zonder meer zonder gevolgen blijven. De timing – en daarmee de omstandigheden van het geval – zijn daartoe van groot belang.
Wat is jouw ervaring met dergelijke kwesties? Zijn rechters geneigd om de officier van justitie te helpen als het aankomt op geconstateerde fouten in de tenlastelegging en dien jij dan een wrakingsverzoek in?
No Comments