{"id":319,"date":"2013-04-09T19:57:00","date_gmt":"2013-04-09T18:57:00","guid":{"rendered":"http:\/\/nieuw.vaklunch.nl\/nieuw.vaklunch.nl\/week-15-e-mc2-is-gelijk-aan-de-aanmerkelijke\/"},"modified":"2015-08-05T10:11:23","modified_gmt":"2015-08-05T09:11:23","slug":"week-15-e-mc2-is-gelijk-aan-de-aanmerkelijke","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/vaklunch.nl\/week-15-e-mc2-is-gelijk-aan-de-aanmerkelijke\/","title":{"rendered":"#009: E = MC2 is gelijk aan de aanmerkelijke kans, toch?"},"content":{"rendered":"
Misschien geven we het niet graag toe, maar rekenen is over het algemeen niet de sterkst(e) (ontwikkelde) kwaliteit van juristen. Toch staat een strafrechtadvocaat dagelijks oog in oog met het begrip \u2018de aanmerkelijke kans\u2019. Wij lijken dus niet te ontkomen aan enige vorm van kansberekening. De ondergrens van het opzet wordt gevormd door het voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake indien bewust de \u201caanmerkelijke kans\u201d is aanvaard dat het gevolg zou intreden. Bewezen verklaard moet worden dat de verdachte zich bewust was van de kans dat het strafbare gevolg van zijn acties zou kunnen intreden. Deze kans dient voorts \u201caanmerkelijk\u201d te zijn om de voorwaardelijke variant van het opzet te bewijzen. Maar wanneer is deze kans nu aanmerkelijk? Is dat indien de kans op een onjuistheid 75%, 60%, 50% of 40% is? Of is het eigenlijk gewoon \u201cnatte vinger\u201d werk?\u00a0<\/p>\n