#332: De verdachte no-show
Iedere verdachte komt fundamentele mensenrechten toe op basis van artikel 6 EVRM. Een ervan is het recht aanwezig te zijn bij zijn eigen berechting. Niet iedere verdachte wil echter aanwezig zijn. En niet iedere verdachte zal het advies krijgen van zijn advocaat om aanwezig te zijn. Wordt een aanhoudingsverzoek dan steeds gehonoreerd? Nee, het aanwezigheidsrecht is namelijk niet absoluut zoals wij al schreven in Vaklunch #218. Waar ligt de grens?
De Hoge Raad oordeelde in het arrest van 9 mei 2000 dat een aanhoudingsverzoek namens een afwezige verdachte die wel van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken in beginsel wordt gehonoreerd door de rechter. De Hoge Raad oordeelde ook: ‘Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering – welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn – ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn (vgl. HR 17 februari 1998, NJ 1998, 428).’ Van de verdachte wordt dus verlangd dat hij zijn advocaat laat uitleggen wat de (geldige) reden is van zijn afwezigheid.
Ruim 19 jaar later ziet de Hoge Raad zich wederom geconfronteerd met klachten over de motivering van een afwijzing van een aanhoudingsverzoek. Uit het arrest blijkt dat de advocaat wel is verschenen bij het Hof, maar dat hij niet uitdrukkelijk was gemachtigd om de verdediging te voeren namens zijn cliënt. Hij heeft daarop een aanhoudingsverzoek gedaan. De advocaat heeft aangegeven te willen proberen een machtiging van zijn cliënt te krijgen: ‘Mijn cliënt en ik zijn in eerste aanleg ter zitting verschenen, maar mijn cliënt was toen te laat en ik was niet gemachtigd om hem ter zitting te verdedigen. De zaak is toen buiten aanwezigheid van mijn cliënt behandeld. Ik heb namens mijn cliënt hoger beroep aangetekend tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis. Ik heb geen contact meer met mijn cliënt. Ik heb hem wel uitgenodigd voor een gesprek, maar hij heeft daarop niet gereageerd. Een medeverdachte heeft gezegd dat hij nog wel contact heeft met mijn cliënt.’
Voor deze verdachte gaat het voor de tweede keer mis; het Hof wijst het aanhoudingsverzoek af omdat geen noodzaak tot aanhouding is gebleken. Het hof oordeelt dat de voortgang van de rechtspleging prevaleert. De verdachte wordt wederom bij verstek veroordeeld. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat deze motivering niet onbegrijpelijk is onder verwijzing naar de eerdere jurisprudentie. Daarbij speelt het feit dat de advocaat geen contact heeft (gehad) met de verdachte een rol. Daardoor is niet duidelijk of de verdachte van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken en evenmin is duidelijk waarom hij niet aanwezig is of kan zijn. Bij die stand van zaken weegt het belang van afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn zwaarder dan het belang van verdachte om aanwezig te zijn.
Deze jurisprudentie toont maar weer eens aan dat een aanhoudingsverzoek niet zomaar wordt gehonoreerd. De eerste vraag die opkomt na een aanhoudingsverzoek is: waarom? De verdediging zal met een stevige onderbouwing van het verzoek moeten komen. Bij voorkeur wordt dit onderbouwd met documentatie waaruit blijkt dat het niet mogelijk is voor de verdachte om te verschijnen terwijl hij wel van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard is het ook mogelijk om over dit onderwerp te praten in een Vaklunch on demand bij jou op kantoor.
No Comments