#497: Trust issues

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB), de hoogste bestuursrechter binnen het economisch bestuursrecht, honoreerde in een recente uitspraak een beroep op het vertrouwensbeginsel. De appellante was afgegaan op informatie van de website van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), maar die informatie bleek later incorrect te zijn. Volgens het CBB moet die fout voor rekening komen van het bestuursorgaan, in dit geval het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Appellante in deze zaak, een kermisexploitant, had een subsidie vaste lasten evenementenondernemingen (VLE-subsidie) aangevraagd op grond van de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). De VLE-subsidieregeling was bedoeld voor omzetverlies als gevolg van de coronamaatregelen. Ondernemers die moesten bestaan van de opbrengst van deelname aan evenementen en die niet in aanmerking kwamen voor de reguliere subsidie op grond van de TVL, konden hierop aanspraak maken.

De subsidieaanvraag van de kermisexploitant werd afgewezen. Verweerder meende dat appellante niet voldeed aan het criterium dat de vaste lasten van de onderneming minder dan € 3.000,- moesten bedragen. Verweerder stelde dat de vaste lasten van appellante hoger waren geweest en dat zij daarom in aanmerking kwam voor de reguliere subsidie op grond van de TVL.

De vaste lasten van een onderneming werden voor deze subsidieregeling berekend aan de hand van onder meer de omzet in de referentieperiode (dezelfde periode in 2019, toen de ondernemingen nog niet waren getroffen door de coronamaatregelen). In de betreffende referentieperiode had appellante een bedrijfsauto verkocht. De opbrengsten had zij opgenomen als omzet in haar aangifte omzetbelasting. Zónder de opbrengsten van de auto zou appellante met haar onderneming uitkomen onder het grensbedrag van € 3.000,-.

Wat is hier misgegaan? Appellante had voordat ze de subsidieaanvraag deed research gedaan op de website van de NBA. Daar had zij gelezen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) desinvesteringen – zoals de verkoop van een bedrijfsauto – niet tot de omzet van ondernemingen zou rekenen bij het beoordelen van de subsidieaanvragen. Om die reden had appellante voor de subsidieaanvraag het bedrag dat de verkoop van de bedrijfsauto had opgeleverd, afgetrokken van de omzet in de referentieperiode. Op basis van de informatie van de website van de NBA dacht appellante in aanmerking te komen voor de VLE-subsidie, en niet voor de reguliere TVL-regeling. Appellante deed een beroep op het vertrouwensbeginsel: zij stelde dat zij gerechtvaardigd kon vertrouwen op de informatie van de website van de NBA en dat de daardoor gewekte verwachtingen moesten worden nagekomen.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Tijdens de zitting kwam vast te staan dat de informatie op de website van de NBA afkomstig was van een medewerker van de RVO en dat deze tekst op de website stond toen appellante haar aanvraag deed. De RVO was ervan op de hoogte dat deze informatie op de website van de NBA zou worden geplaatst en bij de tekst was ook aangegeven dat deze informatie door de RVO aan de NBA was verstrekt. De RVO is door verweerder, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, aangewezen om de TVL-regeling uit te voeren. Om die reden kan de toezegging aan verweerder worden toegerekend, oordeelt het CBB.

Het CBB stelt vast dat appellante haar handelen heeft gebaseerd op de informatie van de website – zij heeft immers op basis hiervan besloten VLE-subsidie aan te vragen en niet de reguliere TVL-subsidie. Verweerder heeft geen redenen aangevoerd waarom het gewekte vertrouwen niet zou moeten worden gehonoreerd. Om die reden bepaalt het CBB dat opnieuw moet worden besloten op de VLE-subsidieaanvraag en dat daarbij de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsauto in aftrek moet worden genomen van de omzet.

Wij kunnen ons in dit oordeel volledig vinden. Van ondernemers kan niet worden verwacht dat zij alle regelgeving tot in de details kennen. Zij moeten kunnen vertrouwen op informatie uit betrouwbare online bronnen. Dat geldt natuurlijk als die bron het betrokken bestuursorgaan zelf is, maar ook niet-overheidswebsites kunnen in sommige gevallen gerechtvaardigd vertrouwen wekken. Het is goed om te zien dat het CBB daar ook zo over denkt, te meer omdat de toezegging in dit geval niet eens afkomstig was van het uiteindelijk verantwoordelijke bestuursorgaan, maar van de uitvoerende partij.

Toch plaatsen we ook een kanttekening. Stel nu dat niet vast was komen te staan dat de informatie afkomstig was van een medewerker van de RVO. Dan had de toezegging niet aan het ministerie kunnen worden toegerekend en dan was het beroep op het vertrouwensbeginsel niet geslaagd. Dat wringt, want vanuit het perspectief van appellante zijn beide situaties identiek: zij heeft simpelweg vertrouwd op de informatie van de website van de NBA.

Hoewel het natuurlijk niet zo moet zijn dat aan iedere tekst op elke website gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend, kan het toerekeningsvereiste in sommige gevallen schrijnende situaties opleveren. We hopen dat daar de komende tijd meer aandacht voor komt in de rechtspraak. Deze uitspraak is in ieder geval een stap in de goede richting.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment