#598: Uitzonderlijke termijn

Fraudezaken duren lang. Maar dat heeft nauwelijks gevolgen voor het vervolgingsrecht van het OM. Dat blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 2024.

Op grond van artikel 6 EVRM heeft iedere verdachte recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Welke termijn redelijk is, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. De drie factoren die daarin een rol spelen zijn 1) de complexiteit van de zaak, 2) de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en 3) de wijze op waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Overschrijding van de redelijke termijn wordt volgens jurisprudentie van de Hoge Raad in de regel gecompenseerd met strafvermindering. Niet-ontvankelijkheid van het OM is mogelijk, maar slechts in hele uitzonderlijke gevallen waarin sprake is van een onherstelbare inbreuk op de verdedigingsrechten die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen – in de bewoordingen van het EHRM – dat “the proceedings as a whole were not fair”.

In #585 en #375 verwezen wij al naar feitenrechtspraak op dit punt. Maar de rechter moet wel heel goed motiveren waarom overschrijding van de redelijke termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Daarvoor gelden hele hoge eisen, zo heeft de Hoge Raad bevestigd in zijn arrest van 22 oktober 2024.

Dat arrest draait om een zaak waarin de officier van justitie de verdachte verdenkt van diverse hennep gerelateerde strafbare feiten, alsook diefstal en witwassen. Allemaal gepleegd in 2013. Onbekend is wanneer de verdenking precies ontstaat en het opsporingsonderzoek aanvangt. Maar in ieder geval doet de politie in december 2013 een zoeking. Welke opsporingshandelingen daarna nog worden verricht, vertelt het arrest van hof Den Bosch niet. Uit het arrest blijkt wel dat de verdediging in mei 2017 onderzoekswensen opgeeft. En dan blijft het stil. Zo stil, dat de verdediging in april 2018 een verzoek indient om de zaak te beëindigen. Kennelijk zonder succes, want in augustus 2018 vindt een regiezitting plaats en doet de verdediging diverse getuigenverzoeken. Als naar aanleiding daarvan diverse verhoren plaatsvinden in januari en mei 2019, blijkt dat de getuigen een groot deel van de vragen niet meer kunnen beantwoorden. Ook blijken andere getuigen niet meer te traceren, of vanwege gezondheidsredenen in staat om iets te verklaren. De tijd heeft de getuigen dus ingehaald.

Reden voor hof Den Bosch om het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Aan dat oordeel legt het hof een uitgebreide overweging ten grondslag waarin het hof vaststelt dat de voor de vaststelling van feiten noodzakelijk geachte informatie is uitgewist, en dat sprake is van onherstelbare inbreuken op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze zijn gecompenseerd. Daaraan verbindt het hof de conclusie dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zodanig zijn geschonden dat daarmee de waarheidsvinding in het gedrang is gekomen, waardoor de gehele strafprocedure voor de verdachte geen eerlijk proces meer is geweest. Het hof betrekt daarbij ook de zwaarte van de strafzaak, de ernst van de verdenking en de constatering dat het strafblad van verdachte geen blijk geeft van naderhand gepleegde strafbare feiten.

Tegen dit oordeel gaat het OM in cassatie. Met succes, want volgens de Hoge Raad heeft het hof de niet-ontvankelijkheidverklaring onvoldoende gemotiveerd. Met andere woorden: het hof heeft onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. In dat oordeel haakt de Hoge Raad aan bij de conclusie van A-G Aben, die erop wijst dat de feitenrechter nog altijd tot een vrijspraak kan komen indien – onevenredig – tijdsverloop een complicatie vormt bij de vergaring of de waardering van het bewijs.

Wij vinden dat een teleurstellende uitkomst. Want als deze casus en motivering al geen uitzonderlijke omstandigheden opleveren, wat dan wel? Het is begrijpelijk dat de Hoge Raad ervoor wil waken dat de lat voor het aannemen van uitzonderlijke omstandigheden te laag komt liggen. Of dat de verdediging te veel ruimte krijgt de procedure tot in de eeuwigheid te rekken, bijvoorbeeld door het indienen van nodeloze onderzoekswensen. Maar die angst is wat ons betreft niet terecht. Wij zien dat cliënten grote nadelige gevolgen ervaren van een lopend strafrechtelijk onderzoek. De meeste verdachten willen daarom juist dat de vervolging zo snel mogelijk stopt. Daar past bij dat het OM voortvarend met strafzaken aan de slag gaat en wordt afgestraft als het gaat stilzitten. Te meer omdat het Nederlandse strafrecht zeer ruime verjaringsregels kent (#554). De door de Hoge Raad aangedragen ‘oplossing’ in de vorm van een vrijspraak, biedt in dat opzicht totaal geen rechtsbescherming en zal het OM niet motiveren de tijd in de gaten te houden. Kortom, wij vinden het oordeel van de Hoge Raad geen goed nieuws.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment