#614: Uitzonderlijke omstandigheden in de strafmaat
Een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:2226) laat zien dat de strafmaat bij fraudezaken niet altijd voorspelbaar is. En dat is maar goed ook. Hoewel het benadelingsbedrag tussen de €500.000 en €1.000.000 lag, wat volgens de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken doorgaans zou leiden tot een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden, bleef een gevangenisstraf uit. In plaats daarvan werd volstaan met een taakstraf van 470 uren en slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf. De reden? Uitzonderlijke omstandigheden die de rechter heeft meegewogen, maar die doorgaans nauwelijks gewicht krijgen. Deze uitspraak laat zien dat er ruimte bestaat voor een pragmatische benadering bij de strafoplegging. En vormt tevens een wijze les voor de advocatuur van de omstandigheden die er volgens de rechtbank écht toe doen.
Een korte toelichting op de zaak. De verdachte heeft zich blijkens de uitspraak over de jaren 2017 t/m 2022 schuldig gemaakt aan belastingfraude, door samen met zijn echtgenote als feitelijk leidinggever van zijn entiteit (tevens medeverdachte) geen dan wel onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen bij de Belastingdienst. Het benadelingsbedrag werd berekend op € 900.000. Ook na controle van de Belastingdienst in 2019, waarin de verdachte werd gewezen op de onregelmatigheden, is de werkwijze niet aangepast. Integendeel, in de maanden erna was volgens de rechtbank bewust geen aangifte omzetbelasting gedaan.
Ondanks de werkwijze van de verdachte gedurende de zes jaren en het forse benadelingsbedrag, koos de rechtbank toch voor een taakstraf met slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit had alles te maken met de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De rechtbank woog bijvoorbeeld mee in haar beslissing dat de verdachte en zijn echtgenote geen persoonlijk voordeel hebben genoten. Het was vooral de vennootschap die financieel voordeel zou hebben gehad van de belastingfraude. Wat nog zwaarder woog voor de rechtbank, was het voortbestaan van de onderneming. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de onderneming ernstig schaden, waardoor het onmogelijk zou worden om de schulden aan de Belastingdienst en de – aan de verdachte entiteit – opgelegde geldboete te voldoen. Bovendien overwoog de rechtbank dat sprake was van verbeterde interne bedrijfsvoering, wat het risico op herhaling verminderde. Kortom: de rechter keek naar het bredere plaatje in plaats van zich blind te staren op het schadebedrag.
Dat is opvallend, want de LOVS-richtlijn is juist streng wanneer het gaat om fraudezaken. Voor een benadelingsbedrag tussen de €500.000 en €1.000.000 wordt doorgaans een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden geëist. Het Openbaar Ministerie gebruikt deze richtlijn vaak als handvat om hoge straffen te onderbouwen, met als uitgangspunt dat het benadelingsbedrag dé graadmeter is en de richtlijn een richtsnoer vormt de rechtspraktijk. In #606 schreven wij eerder al dat het ons bevreemd dat het benadelingsbedrag zo leidend is in fraudezaken. Het benadelingsbedrag is immers relatief: geld is slechts een meetinstrument en het ene bedrag is voor de één meer dan voor de ander. Het is dan wrang dat de strafmaat wordt opgehangen aan een benadelingsbedrag, zonder dat ruimte bestaat voor de individuele omstandigheden van het geval.
De Rotterdamse uitspraak doorbreekt dat patroon. De rechter keek naar de gevolgen voor de onderneming, het verbeterde beleid en het feit dat de verdachte zich niet heeft verrijkt. Dat toont aan dat strafrecht meer zou moeten draaien om de context dan om het eindcijfer op de balans. Maar dat is precies waar het wringt: zolang de rechtspraktijk het benadelingsbedrag als uitgangspunt neemt, blijven rechters beperkt in hun ruimte om maatwerk te leveren. Het blijft vervolgens de norm een gevangenisstraf op te leggen bij forsere benadelingsbedragen. Onderhavige uitspraak vormt dan ook een uitzondering tussen de doorgaans rigide beslissingen waarbij nauwelijks ruimte te bestaan voor individuele omstandigheden zoals de gezinssituatie of verbetering van het beleid van de onderneming. Daar is nog te weinig oog voor in de huidige rechtspraktijk. Deze uitspraak laat zien dat maatwerk wel degelijk mogelijk is.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments