#199: Een gewaarschuwd OM telt voor twee?

Het nieuwe jaar begint vol nieuwe kansen; zo ook de jurisprudentie op basis waarvan het witwas tij lijkt te keren. Op de valreep van 2016 besteedden wij in vaklunch #197 al aandacht aan het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 13 december 2016. En niet lang daarvoor diende de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 28 oktober 2016 zich aan, waar wij in vaklunch #190 over schreven. In die zaak gaf Hof Arnhem-Leeuwarden het Openbaar Ministerie een signaal dat het niet achterover kan leunen indien een verklaring is gegeven voor de herkomst die min of meer plausibel is. Een goed voorbeeld doet volgen?LEES VERDER

#197: Witwassen; een goed voornemen voor het nieuwe jaar?

Met het naderende einde van het jaar blikt de Hoge Raad terug op het verleden en kijkt het alvast vooruit naar de toekomst. In een mooi eindejaarsarrest van 13 december 2016 stelt de Hoge Raad dat de jurisprudentie omtrent witwassen en de geformuleerde kwalificatie-uitsluitingsgrond complex kan worden ervaren. Dit geeft aanleiding voor de Hoge Raad om een overzicht te geven. Deze jurisprudentie van de Hoge Raad is echter ook aanleiding geweest voor nieuwe witwaswetgeving. En op 1 januari 2017 treden de bepalingen aangaande “eenvoudig witwassen” (art. 420bis.1 Sr) en “eenvoudig schuldwitwassen” (art. 420quater.1 Sr) in werking. Reden voor de Hoge Raad om in dit arrest alvast een overzicht te geven van de geldende witwaswetgeving die in het nieuwe jaar van toepassing is. Of omvat dit arrest meer dan een overzicht en geeft het eveneens een stille hint aan het Openbaar Ministerie?LEES VERDER

#195: Witwassen versus ontnemen

Een financiële fraudezaak gaat veelal gepaard met een strafrechtelijk financieel onderzoek uitmondend in een ontnemingsvordering. Op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter een verplichting tot betaling opleggen indien de veroordeelde voordeel heeft gekregen door middel van of uit baten van het betreffende strafbare feit. In geval een veroordeling heeft plaatsgevonden voor witwassen dan is de vraag in hoeverre het voordeel dat is verkregen afkomstig is uit baten van het strafbare feit. Deze vraag kwam recent aan de orde in een arrest van 29 november 2016 van de Hoge Raad.LEES VERDER

# 193: (On)middelijk uit eigen misdrijf afkomstig

Witwassen is een geliefde strafbepaling bij het Openbaar Ministerie en wordt ook vaak als extra feit ten laste gelegd. Indien iemand beschikt over een voorwerp dat van misdrijf afkomstig is, dan is het niet moeilijk om op basis van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht te oordelen dat er sprake is van witwassen. Er is namelijk al snel sprake van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen of gebruik maken van het betreffende voorwerp. Om te voorkomen dat sprake zou zijn van een automatische verdubbeling van strafbaarheid voor één feitelijke handeling is door de Hoge Raad in het arrest van 8 januari 2013 een kwalificatie uitsluitingsgrond ontwikkeld. Indien sprake is van voorwerpen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn, moet er sprake zijn van een gedraging die op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp gericht is; eerst dan is  witwassen strafbaar. De kwalificatie uitsluitingsgrond van de Hoge Raad wordt echter niet altijd juist toegepast zo blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.

LEES VERDER

#190: De mazen van het witwasvangnet worden groter

Daar gaan we weer: Witwassen. Misschien zijn de witwasbepalingen wel het grootste vangnet voor het Openbaar Ministerie. En het Openbaar Ministerie maakt daar grif gebruik van. In (bijna) iedere financiële fraude zaak duikt (ook) de verdenking van witwassen op. Maar ook als het Openbaar Ministerie geen directe verdenking van fraude kan construeren, is een verdenking van witwassen gemakkelijk gemaakt. Zolang de herkomst van bepaald vermogen niet duidelijk is en enige witwasindicatoren aanwezig zijn, kan een strafrechtelijk onderzoek worden opgetuigd. Het Openbaar Ministerie kan volstaan met de stelling dat sprake is van een redelijk vermoeden dat het vermogen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is van ‘enig misdrijf’. Voor een bewezenverklaring van witwassen is een nauwkeurig aangeduid misdrijf namelijk niet nodig. Maar dat houdt volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet in dat geen onderzoek behoeft te worden gedaan door het Openbaar Ministerie.LEES VERDER

#161: De Schijnzekerheid van de inkeerregeling

De relatie tussen inkeren en witwassen blijft een terugkerend onderwerp. Met name vanaf het moment dat de Hoge Raad op 7 oktober 2008 heeft geoordeeld dat een fiscaal delict als gronddelict voor witwassen kan dienen, houdt de relatie tussen deze twee onderwerpen de gemoederen bezig. Een recent arrest van 5 april jl. van de Hoge Raad bevestigt dit nog eens. Wanneer sluit een rechtmatig gebruik van de inkeerregeling vervolging van witwassen uit?LEES VERDER

#150: Over doorgewinterde criminelen en misdaadavonturen

‘143,5 miljoen euro afgepakt in strafrechtketen.’ Zo kopte het bericht van het Openbaar Ministerie waarin het resultaat van het programma Afpakken over het afgelopen jaar werd geëtaleerd. Het betreft het gezamenlijk resultaat van de samenwerking tussen een groot aantal overheidsdiensten zoals de politie, FIOD, Douane, de dienst Domeinen en het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Het Openbaar Ministerie schrijft dat een groot deel van alle criminaliteit wordt gepleegd met het oog op snel financieel gewin. In nagenoeg alle gevallen is geld de drijfveer van ‘criminelen’. Om die reden wil het Openbaar Ministerie hen raken waar het meest pijn doet: in hun portemonnee. Klare taal van het Openbaar Ministerie. Maar hoe zit het met de rechtsbescherming van verdachten?LEES VERDER

#133: Witwassen en de buitenlandse bankrekening

Even schrokken wij toen een bijdrage op bijzonderstrafrecht.nl kopte: “Geld voorhanden hebben op buitenlandse rekening is voldoende om geld uit eigen misdrijf wit te wassen. AG: dat is anders als het om rekening in NL gaat.” Betekent dit dat het niet aangeven van buitenlandse tegoeden en het voorhanden hebben daarvan automatisch witwassen oplevert? Vallen alle UBS bankiers straks in de prijzen? Zijn we terug bij het automatisch verdubbelen van strafbare feiten door ergens een witwasetiket op te plakken? Gelukkig lijkt het arrest iets genuanceerder dan de titel doet voorkomen. LEES VERDER

#123: Sluit opzet schuld uit?

Hoewel het soms lijkt alsof het ten laste leggen van witwassen voor het Openbaar Ministerie ‘prijsschieten’ is, blijkt het Openbaar Ministerie soms ook de deksel op de neus te krijgen. Hof Amsterdam sprak de verdachte in het arrest van 30 juli 2013 vrij van het ten laste gelegde schuldwitwassen omdat enkel sprake was van een vermoeden van opzetwitwassen. Bewijs voor schuldwitwassen ontbrak, volgens het Hof. Maar het luistert volgens de Hoge Raad nauw als het aankomt op de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. En het één – opzetwitwassen – sluit het ander – schuldwitwassen – niet uit. Maar wat is nu het verschil?LEES VERDER

#069: Een stukje ongezouten frustratie

Stel, je schrikt op een ochtend wakker door een hels kabaal dat de slaapkamer nadert. Gedesoriënteerd zoek je je telefoon op het nachtkastje, 6:53 uur. Nog 7 minuten voor de wekker gaat. Het volgende moment schijnt een aantal zaklichten in je ogen. Volstrekt onbekende mannenstemmen manen je uit bed te komen. Je doet wat je gevraagd wordt. Je partner wordt naar beneden begeleid en je hoort je kinderen in een andere kamer. Zodra het licht aan gaat vang je een glimp op van de jas van de telefonerende man die de kamer uit loopt, de FIOD. Dat wat jou nooit zou overkomen gebeurt. Dit kan niet waar zijn. Zullen de buren het gehoord hebben?

Voor velen is dit een onvoorstelbaar scenario. En gelukkig maar. De meesten van ons zullen dit ook nooit meemaken. Maar een enkeling wordt wel geconfronteerd met een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD.

Een dergelijke inval is veelal voorafgegaan door maanden van onderzoek. Een actie die in het geheim is gepland. Het onderzoek kan zijn aangewakkerd door een melding van de inspecteur van de belastingdienst of mogelijk een (rancuneuze) ex-werknemer. Wat er ook aan de hand is, de casus is in het tripartiete overleg geschikt bevonden om strafrechtelijk nader te onderzoeken. In de praktijk blijken verdenkingen van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften en witwassen gemakkelijk te worden opgetuigd en met een machtiging van de rechter-commissaris kan de officier van justitie beslag leggen op de zakelijke en privé bankrekeningen. In het slechtste geval krijgt de pers er lucht van en zal de inval niet onopgemerkt blijven. Alles waar de betrokkene jaren voor heeft gewerkt staat op het spel.

Een FIOD onderzoek heeft een bijzonder grote impact op de betrokkene(n). De overheid beschikt over een groot arsenaal aan strafvorderlijke dwangmiddelen die de verdachte – al voordat sprake is van enige veroordeling – hard kunnen raken. Een strafrechtelijk onderzoek kan niet alleen financiële schade aanrichten bij de betrokkene. Indien het onderzoek in de publiciteit komt is dat ook schadelijk voor de reputatie van de betrokkene. Als verdachte sta je al voor de start van ‘de wedstrijd’ 1-0 achter.

Van een overheid die dusdanig optreedt tegen haar burgers zou verwacht worden dat het strafrechtelijk onderzoek én de eventuele daaruit voortvloeiende strafrechtelijke procedure zorgvuldig wordt afgewikkeld. Toch blijkt de afgelopen jaren in de praktijk steeds vaker dat het openbaar ministerie met name in hoger beroep weinig tijd besteedt aan de voorbereiding van het onderzoek ter zitting. Alsof dat er nog even bij moet worden gedaan. Niet altijd blijkt de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie geheel op de hoogte van de inhoud van het dossier. De verontschuldiging dat men nog maar een paar uur voorbereidingstijd heeft voor zo’n ‘zaakje’ is dan een veelgehoorde. En hoewel dat onder omstandigheden ten gunste van de betrokkene kan komen, hoeft dat niet altijd het geval te zijn. Het proces is juist gebaat bij partijen die de echte pijnpunten uit het (vaak omvangrijke) dossier weten te halen, zodat de verdachte de gelegenheid krijgt zich daartegen te verweren. Het gebrek aan voorbereidingstijd wekt met name frustratie op. Een zaak die een enorme impact heeft gehad op de betrokkene wordt door degene die hem het onderzoek ‘heeft aangedaan’ als onbelangrijk weggezet.

Een ongelooflijke ontwikkeling in onze rechtsstaat die slechts een verlies aan vertrouwen daarin kan opleveren. ‘Als het allemaal niet zo belangrijk is, waarom word ik dan überhaupt vervolgd?’ is de eerste geheel begrijpelijke gedachte die opkomt bij de betrokkene. En inderdaad, waarom is die zaak zo belangrijk als er blijkbaar geen tijd voor is om zorgvuldig te procederen?

Hoewel de frustratie van de betrokkene zich veelal richt op de persoon die de vervolging aanhangig heeft gemaakt, wordt hen een zorgvuldige uitvoering van hun werk in sommige gevallen onmogelijk gemaakt. Het verwijt is ons inziens dan ook met name te maken aan de organisatie van justitie. Blijkbaar is onvoldoende tijd beschikbaar om de zitting voor te bereiden. En waarom? Omdat het leed door de verdachte al is geleden? Omdat de generaal preventieve werking van de vervolging kan worden afgevinkt nu de pers het werk al heeft gedaan? Het is ons inziens juist aan de overheid de haar toekomende bevoegdheden zorgvuldig uit te oefenen. Dat zal het vertrouwen in de rechtspraak en de rechtsstaat ten goede komen in plaats van het af te breken.

Wat is jouw ervaring met dergelijke situaties?

Loading new posts...
No more posts