#115: De kracht van retorica ter zijde geschoven

Al geruime tijd bestaan er zorgen over de werkdruk bij de rechterlijke macht. Deze druk heeft tot gevolg dat rechters zuinig met zittingstijd omgaan. Dit resulteert regelmatig in een discussie tussen de verdediging en de rechterlijke macht over de pleittijd van de advocaat. Rechters vinden veelal dat advocaten te lang van stof zijn en proberen de pleittijd van de advocaat in te perken. Maar hoe verhoudt dit zich tot het recht van de verdediging om aan te voeren wat haar in het belang van de verdediging dienstig voorkomt? De Hoge Raad heeft op 26 mei 2015 hierover een belangrijk arrest gewezen.LEES VERDER

#113: De tipgeversaffaire, the story continues

In artikel #95 schreven wij reeds over het feit dat twee getuigen in de tipgeverszaak cassatie hadden ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat aan hen geen beroep op het verschoningsrecht toekwam en derhalve moesten verklaren. Het draait in deze zaak om twee belastingambtenaren die in de zogenaamde tipgeversaffaire de naam van de tipgever weigeren prijs te geven. Deze weigering om te voldoen aan het oordeel van het Hof is ‘opgelegd’ van hoger hand wat zelfs heeft geleid tot een aangifte van het Hof tegen het Ministerie van Financiën wegens beïnvloeding van getuigen. Los van deze sensatiemakende affaire levert dit cassatieberoep eveneens een interessante rechtsvraag op. Kan een getuige tegen een dergelijke (tussen)beslissing van het Gerechtshof een rechtsmiddel instellen?LEES VERDER

#112: De ‘wurgpaal’ verder aangeschroefd?

De KB Lux affaire heeft veel stof doen opwaaien sinds de eeuwwisseling en daarover is het laatste nog altijd niet gezegd of geschreven. In deze kwestie is onder meer de vraag aan de orde wanneer sprake is van wilsafhankelijk materiaal en wanneer sprake is van wilsonafhankelijk materiaal. Een onderscheid dat (volgens de Hoge Raad) van cruciaal belang is zodra het aankomt op de vraag of sprake is van schending van artikel 6 EVRM indien de overheid onder dwang verkregen informatie gebruikt voor punitieve doeleinden. Op 24 april 2015 wees de Hoge Raad in dat kader een interessant arrest in een kort geding procedure.LEES VERDER

#111: Aan wie geeft de Hoge Raad een hint?

Indien de verdediging tijdens een zitting getuigen opgeeft en de rechtbank acht het in het belang van de verdediging en/of noodzakelijk om deze getuigen te horen, dan zal de rechtbank de zaak in zijn algemeenheid verwijzen naar de rechter-commissaris. Dit gaat veelal gepaard met de toverspreuk: “en voorts al datgene te doen wat de rechter-commissaris wenselijk of noodzakelijk acht.” Als een getuigenverhoor vervolgens aanleiding geeft om een andere getuige te horen, dan kan de rechter-commissaris hier op praktische wijze zelf in voorzien. Hoewel de wetgever het strafprocesrecht met name efficiënter wenst te maken, lijkt de Hoge Raad een stokje te steken voor deze praktische werkwijze.LEES VERDER

#108: Redelijk en billijk?

Op grond van artikel 591a Sv kan de gewezen verdachte de rechter verzoeken om onder meer een vergoeding van de advocaatkosten. De kosten komen voor vergoeding in aanmerking voor zover die kosten ten laste van de (ex-)verdachte zijn gekomen. Het gaat om zaken die zijn geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Dat wil zeggen dat alleen de kosten worden vergoed als de verdachte is vrijgesproken of indien de zaak is geseponeerd. De rechter toetst marginaal. Beslissend is daarbij of in het concrete geval voor toekenning van zo’n vergoeding gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn. Bij dat oordeel dient men rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Bepaald dient te worden of de tijd die aan de behandeling van de zaak is besteed, redelijk is geweest en of die tijd tegen een redelijk tarief is gedeclareerd. Maar wanneer is nu sprake van redelijkheid of billijkheid?LEES VERDER

#098: Bewijsuitsluiting voor afgedwongen materiaal

Een wettelijke inlichtingenverplichting en het wettelijk zwijgrecht botsen. Gaat een recht boven een verplichting of andersom? In het fiscale (straf)recht doet deze vraag zich telkens voor. Enige wettelijke regeling is er niet waardoor deze verplichting en dit recht een constante spanning oplevert. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze tweestrijd vaak naar voren komt in de jurisprudentie. De interpretatie van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens blijkt veelal lastig en de woorden van de Hoge Raad blinken ook niet uit in duidelijkheid .LEES VERDER

#095: Cassatieberoep in de tipgeversaffaire

Het zal jullie niet zijn ontgaan; het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 11 november 2014 aangifte gedaan tegen het Ministerie van Financiën wegens het kennelijk beïnvloeden van getuigen. In de vakliteratuur is hier veel aandacht aan besteed, maar ook Nieuwsuur besteedde aandacht aan deze aangifte. Het draait allemaal om twee belastingambtenaren die in de zogenaamde tipgeversaffaire de naam van de tipgever weigeren prijs te geven. De inhoudelijk kant van de zaak heeft al op de nodige aandacht mogen rekenen, maar in deze zaak speelt ook de bijzondere procedurele kwestie van het door de betrokken belastingambtenaren ingestelde cassatieberoep tegen de beslissing omtrent hun verschoningsrecht.LEES VERDER

#086: Wijziging tenlastelegging en schorsing?

De tenlastelegging is de kern van een strafzaak. De tenlastelegging moet zorgvuldig zijn geformuleerd en het is aan de rechter om te oordelen of het Openbaar Ministerie voldoende bewijs heeft voor hetgeen het Openbaar Ministerie de betrokken verdachte ten laste heeft gelegd. Toch komt het in de praktijk voor dat het Openbaar Ministerie tot voortschrijdend inzicht komt en de tenlastelegging ter zitting wenst te wijzigen. Op basis van artikel 313 Sv kan de Officier van Justitie vorderen het ten laste gelegde te wijzigen. Een wijziging kan alleen worden gehonoreerd indien na de wijziging nog steeds sprake is van ‘hetzelfde feit’. Dat kan een lastige situatie opleveren, want is de verdediging is niet altijd ingericht op een dergelijke gewijzigde tenlastelegging. Ook is het nog maar de vraag of de verdediging de wijziging afdoende met de verdachte heeft kunnen bespreken. Met name indien de verdachte ter zitting niet aanwezig is kan een wijziging op problemen stuiten. Kan de zaak dan met een gewijzigde tenlastelegging ‘bij verstek’ worden behandeld? En wat als de verdachte of zijn raadsman – omdat zij nadere voorbereidingstijd wensen – geen toestemming geeft de zaak te behandelen na een dergelijke wijziging?

Artikel 314 Sv geeft de antwoorden op deze vragen. Het eerste lid bepaalt dat indien de tenlastelegging is gewijzigd de verdachte een afschrift van de gewijzigde tenlastelegging krijgt. Indien verstek is verleend – en de verdachte dus niet ter zitting aanwezig is – dan wordt het onderzoek terstond voortgezet zonder de verdachte een kennisgeving van de wijziging te sturen, tenzij de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad. Indien de rechtbank meent dat de verdachte in de verdediging wordt geschaad wordt de gewijzigde tenlastelegging zo spoedig mogelijk worden betekend aan de verdachte en kan de zaak inhoudelijk niet direct worden behandeld. In het tweede lid van het artikel is bepaald dat de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd schorst. Alleen met toestemming van de verdachte of de raadsman – indien de verdachte niet aanwezig is – kan het onderzoek ter zitting direct worden voortgezet.

Onlangs oordeelde de Hoge Raad over een kwestie waar het laatste aan de orde was. De verdachte was ter zitting bij het Hof niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw wel. Op de vordering wijziging tenlastelegging reageerde zij blijkens het proces-verbaal als volgt: “Inhoudelijk heb ik geen bezwaar tegen de wijziging tenlastelegging. Mijn cliënt is niet aanwezig dus ik kan de wijziging niet met hem bespreken. Met een beroep op artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering vraag ik om de zaak aan te houden.” Het Hof zette het onderzoek echter voort. Het Hof oordeelde dat sprake was van een kleine wijziging en dat de verdachte door het achterwege laten van een kennisgeving van de wijziging redelijkerwijs niet in zijn verdediging was geschaad. Daartegen heeft de verdachte succesvol cassatie aangetekend. Anders dan het Hof oordeelde kan de maatstaf uit het eerste lid van artikel 314 Sv – dat een kennisgeving achterwege kan worden gelaten indien de verdachte wiens zaak bij verstek wordt behandeld daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad – niet worden toegepast in een geval waarop het tweede lid van toepassing is; een zaak op tegenspraak. De Hoge Raad oordeelde dat bij de behandeling van een zaak op tegenspraak het onderzoek slechts aanstonds kan worden voortgezet indien de verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigd raadsman daartoe toestemming heeft gegeven. De Hoge Raad vernietigt het – niet gepubliceerde – arrest van het Hof van 6 november 2011 waarin de verdachte werd veroordeeld en wijst de zaak terug naar het Hof. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

Wat is jouw ervaring met dergelijke kwesties? Wordt de behandeling van de zaak geschorst indien geen toestemming wordt verleend de zaak aanstonds te behandelen?

#084: Is zwijgen goud?

Over een van de meest fundamentele rechten van de verdachte in een strafrechtelijk onderzoek is het laatste woord nog niet gezegd of geschreven; het zwijgrecht. Iedere strafrechtadvocaat heeft er dagelijks mee te maken en voor veel van hun cliënten blijkt het een worsteling er al dan niet gebruik van te maken. Want is het niet beter ‘gewoon’ uit te leggen hoe het zit? En is het niet juist verdacht om niet te antwoorden op vragen van de opsporingsautoriteiten? En zorgt het gebruik maken van het zwijgrecht niet juist ervoor dat ik word veroordeeld? Deze vragen zijn niet altijd gemakkelijk te beantwoorden voor de betrokken advocaat. In het ene geval kan ‘gewoon’ worden uitgelegd dat de verdenking op een misverstand berust en wordt naar aanleiding daarvan het strafrechtelijk onderzoek gestaakt, maar in het andere geval leidt die uitleg tot minder rooskleurige scenario’s en wordt de verklaring van de verdachte verkeerd uitgelegd. In veel gevallen zal een strafrechtadvocaat zijn cliënt adviseren zich te beroepen op zijn zwijgrecht, in ieder geval tot bekend is waar de verdenking van de cliënt precies op is gebaseerd. Eerst dan kan zorgvuldig worden beslist of wel of niet op de vragen van de opsporingsautoriteiten wordt geantwoord dan wel een schriftelijke verklaring wordt overgelegd. Wat de uiteindelijke verdenking ook is, de verdachte behoudt altijd het recht om te zwijgen. Toch blijkt het geen sinecure om een verdachte ervan te overtuigen dat spreken zilver is maar zwijgen goud. Een terechte twijfel van de verdachte?

Die twijfel lijkt in voorkomende gevallen terecht. Zo gebruikte Hof Amsterdam in een arrest van december 2012 het gegeven dat de verdachte geen antwoord had gegeven op de hem gestelde vraag als bewijs voor het ten laste gelegde. Het Hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte een auto voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was uit enig misdrijf. De bewezenverklaring daarvan steunde  onder meer op de volgende passage uit het proces-verbaal van verhoor: ”(…) Vraag: we hebben je auto – een Audi kenteken [AA-00-AA] – in beslag genomen. Hoe kom je aan dit waardevolle goed? Antwoord: Ik wil daar geen antwoord op geven.” Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder overwogen dat de verdachte heeft verklaard de auto met € 15.000 geleend geld te hebben gekocht. De lening zou in de administratie van degene die het verstrekt zou hebben echter niet bekend zijn. Het Hof heeft verder overwogen dat de auto € 12.225 waard was ten tijde van de aankoop, maar dat in de periode van de aankoop bij de Belastingdienst geen gegevens van de verdachte bekend waren. Het Hof gaat er derhalve vanuit dat de verdachte in die periode geen legale inkomsten heeft gehad. De sloopwerkzaamheden of de klusjes die de verdachte af en toe zou hebben uitgevoerd zijn niet nader geconcretiseerd, zodat volgens het Hof niet aannemelijk is geworden dat de verdachte voldoende financiële middelen had om de auto te kopen. Het Hof komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de auto is verkregen uit enig misdrijf.

Tegen dit arrest is de verdachte succesvol in cassatie gegaan. Dat de keuze om van het zwijgrecht gebruik te maken niet kan dienen als bewijs heeft de Hoge Raad nog eens glashelder gemaakt. De Hoge Raad herhaalt de rechtsregel zoals gegeven in HR 3 juni 1997 (NJ 1997/584). De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op artikel 29 eerste lid Sv, niet aan het bewijs bijdragen. Het zwijgen van de verdachte mag in de overwegingen over het bewijsmateriaal worden betrokken indien de verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht, geen redelijke verklaring heeft gegeven. De bewezenverklaring van het Hof in deze zaak is volgens de Hoge Raad in strijd met deze rechtsregel waardoor de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed. Daarmee volgt de Hoge Raad de conclusie van A-G Spronken. Het is aan het verwijzingshof om een oordeel over deze zaak te geven.

Dat het gebruik maken van het zwijgrecht as such niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt is dus duidelijk. Niettemin kan onder omstandigheden het niet geven van een verklaring voor een bepaalde omstandigheid in de bewezenverklaring worden betrokken. Het is dus van belang ook op dit punt cliënten zorgvuldig voor te lichten.

Wat is jullie ervaring met deze situaties? Wordt de door de Hoge Raad gegeven rechtsregel juist toegepast of wordt het gebruik maken van het zwijgrecht in voorkomende gevallen toch als bewijsmiddel gebruikt?

#082: Meer duidelijkheid over het begrip wilsafhankelijk materiaal?

In het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013 was in geschil of de Belastingdienst fiscaal relevante informatie op straffe van het verbeuren van een dwangsom mag vorderen van een belastingplichtige, terwijl deze informatie mogelijk incriminerend kan zijn voor deze belastingplichtige. De Hoge Raad oordeelt dat al het materiaal mag worden afgedwongen ten behoeve van de fiscale verplichtingen. Niettemin maakt de Hoge Raad vervolgens een onderscheid tussen wilsafhankelijk materiaal en wilsonafhankelijk materiaal. Het afgedwongen wilsonafhankelijk materiaal mag worden afgedwongen en eveneens voor beboetingsdoeleinden worden gebruikt, terwijl de Hoge Raad oordeelt dat wilsafhankelijk materiaal slechts mag worden afgedwongen voor fiscale doeleinden als een rechterlijke ‘garantie’ wordt gegeven dat dit materiaal niet voor beboetingsdoeleinden wordt gebruikt. Een van de vragen die onbeantwoord blijft is wat deze zogenaamde garantie inhoudt. Wat is wilsafhankelijk materiaal? Geeft een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven duidelijkheid?

De meningen zijn met name verdeeld over de vraag of/wanneer documenten die worden afgedwongen van een verdachte doordat zijn medewerking nodig is onder de term wilsafhankelijk materiaal vallen. De civiele kamer van Hof Amsterdam heeft in het begin van dit jaar in een uitspraak van 25 februari 2014 invulling gegeven aan dit begrip. In rechtsoverwegingen 3.22 en 3.23 overweegt het Hof dat de door de Staat gevorderde bescheiden – waaronder kopieën van alle afschriften van de betreffende buitenlandse bankrekeningen, bewijs van de opheffing van de bankrekening(en) alsmede schriftelijk bewijs van de bestemming van het saldo dan wel de saldi na opheffing – in de gegeven omstandigheden zijn aan te merken als wilsafhankelijk materiaal. Tegen deze uitspraak is cassatie aangetekend.

Niettemin heeft onze hoogste bestuursrechter in Nederland op het gebied van het sociaal-economisch bestuursrecht, het College van Beroep voor het bedrijfsleven, op 10 april 2014 een belangrijke uitspraak gedaan op dit gebied. Bij de verdachte heeft een huiszoeking plaatsgevonden. Uit het verslag van het huisbezoek blijkt dat inzage is gevorderd in de gegevensdragers en dat aan de verdachte is meegedeeld dat hij verplicht was inzage te geven onder dreiging van een rapport ‘niet-medewerking’. Niet-medewerking is een zware overtreding volgens de destijds geldende Boetebeleidsregels OPTA. De verdachte is gevraagd over welke gegevensdragers hij beschikte, welke computers hij gebruikte voor verspreiding van de software en waar de gegevensdragers zich bevonden. Deze omstandigheden leiden volgens het College tot de conclusie dat de verdachte is gedwongen wilsafhankelijk materiaal te verstrekken dat is gebruikt voor het opleggen van de boete. Dit levert schending op van het in artikel 6 EVRM vervatte nemo teneturbeginsel. De schending leidt tot uitsluiting van het bewijs dat van de laptop is verkregen.

Kunnen wij hier nu uit afleiden dat indien gegevens of documenten worden verkregen door medewerking van een verdachte, nadat hij is gewezen op de verplichting om mee te werken en het niet meewerken wordt bedreigd met een boete, de betreffende gegevens onder de noemer wilsafhankelijk materiaal vallen? Betekent dit dus ook dat indien een belastingplichtige wordt verplicht om documenten of gegevens te vertrekken ex artikel 47 AWR, waarbij niet nakoming wordt bedreigd met een boete of een strafrechtelijke vervolging, dit ook valt onder de noemer wilsafhankelijk materiaal? Of geldt deze uitspraak alleen voor het geval dat de gegevens worden verkregen naar aanleiding van een afgedwongen verklaring van de verdachte en de gegevens dus fruits of the poisonous tree zijn?

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven geeft hier niet direct duidelijkheid over, maar deze uitspraak is wel een indicatie dat het nemo tenetur beginsel serieus moet worden genomen. Gezien het feit dat eenheid wordt nagestreefd tussen de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Afdeling bestuursrechtspraak door middel van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht menen wij dat de Hoge Raad een voorbeeld kan nemen aan deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Hoe denk jij dat deze uitspraak moet worden uitgelegd? Denk jij dat de Hoge Raad een voorbeeld neemt aan de uitspraak?

Loading new posts...
No more posts