#605: Ruslandsancties – poging opzettelijke uitvoer
Vanaf de start van de oorlog in Oekraïne op 25 februari 2022 hield de Douane ruim 700 zendingen tegen in verband met nader onderzoek naar de Ruslandsancties. Dat blijkt uit een recente update van de Staatssecretaris van Financiën. Een deel van die zaken eindigt met een strafbeschikking wegens een poging tot opzettelijke uitvoer. Daar hebben wij gemengde gevoelens bij.
De meeste Ruslandsancties betreffen import- en exportbeperkingen in relatie tot specifieke goederen, diensten, personen, bedrijven of instanties. Op grond van artikel 1 van de Wet op de Economische Delicten (WED) is het verboden om in strijd daarmee te handelen, of die te omzeilen. Vaak wordt zo’n overtreding voor het eerst vastgesteld door de Douane. Die heeft immers via de uitvoeraangiften in beeld welke goederen- en diensten vanuit Nederland de Europese buitengrens overgaan en waarheen. Indien de Douane vervolgens een zending ‘aan de grens’ tegenhoudt wegens verdenking van overtreding van de sanctiewetgeving, gaat er een seintje naar het Openbaar Ministerie. Die beslist vervolgens of de Douane, al dan niet in samenwerking met de FIOD, een strafrechtelijk onderzoek start. De jaarverslagen van zowel de Douane als de FIOD bevestigen dat de handhaving van de Ruslandsancties prioriteit heeft. Het Openbaar Ministerie krijgt daardoor in toenemende mate te maken met zaken waarin sprake is van een verdenking van poging tot opzettelijke uitvoer in strijd met de Ruslandsancties. De Douane hield de zending immers tegen, waardoor de uitvoer dus niet is voltooid.
Dergelijke misdrijven bestraft het Openbaar Ministerie in onze ervaring met een boete via een strafbeschikking. Dat is een efficiënt instrument, omdat de zaak niet langs de rechter gaat en zelfs een hoorgesprek niet altijd nodig is. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie sanctiezaken waarin de Douane een zending aan de grens heeft tegengehouden, beschouwt als eenvoudig bewijsbare zaken vanwege de toepassing van het leerstuk van ‘kleurloos opzet’ (#508) [1]. Dat betekent dat een bewezenverklaring niet vereist dat de verdachte zich bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn of haar handelen of nalaten. De verdachte kan zich dus niet verweren met de stelling dat hij niet wist dat een bepaalde persoon, dienst of goed op de sanctielijst stond. Wel kan de verdachte naar voren brengen dat fouten zijn gemaakt bij het controleren van de sanctielijsten. Met de uitdijende sanctiepakketten schuilt een fout immers in een klein hoekje. Maar het is ook onze ervaring dat het Openbaar Ministerie in individuele casussen een beroep op afwezigheid van alle schuld gemakkelijk terzijde schuift op basis van aannames over de feitelijke gang van zaken rondom de bedrijfsvoering. Bovendien zien wij in de praktijk dat het Openbaar Ministerie het kleurloze opzet van medewerkers toerekent aan de rechtspersoon, zonder dat de Douane of FIOD überhaupt onderzoek hebben gedaan naar de feitelijke gang van zaken rondom de zending.
Voor bedrijven komt een dergelijke houding ten aanzien van de Ruslandsancties in feite neer op een verkapte vorm van risicoaansprakelijkheid, die het Openbaar Ministerie bestraft via een strafbeschikking. En dat terwijl de gevolgen van zo’n strafbeschikking heel verstrekkend kunnen zijn. Een strafbeschikking houdt immers een erkenning van schuld in en wordt vermeld in de justitiële documentatie. Dat kan gevolgen hebben voor aan te vragen vergunningen of een VOG (voor rechtspersonen). Bovendien moet rekening worden gehouden met de mogelijke economische gevolgen van een strafbeschikking wegens overtreding van de Ruslandsancties. Dat komt omdat handelspartners als gevolg van de internationale ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds vaker van elkaar verlangen dat ze elkaars code of conduct respecteren. Daarin wordt soms expliciet verwezen naar de Ruslandsancties en dat roept op zijn minst de vraag op in hoeverre bedrijven hun partners moeten melden dat ze een strafbeschikking hebben ontvangen wegens overtreding van de sanctiewetgeving.
Wij vragen ons af of het Openbaar Ministerie deze gevolgen voldoende voor ogen heeft bij het maken van de opportuniteitsafweging. Want wij zien de officier van justitie veelvuldig gebruikmaken van de strafbeschikking in zaken waarin zendingen zijn tegengehouden op basis van de Ruslandsancties. Uiteraard begrijpen wij dat de handhavende instanties daar serieus werk van maken. En wij begrijpen ook dat het Openbaar Ministerie waar mogelijk een beroep op de kostbare zittingscapaciteit van de rechterlijke macht achterwege wil laten, waarmee de verdachte overigens ook een openbare zitting bespaard blijft. Maar de vraag is of het gerechtvaardigd is een tegengehouden zending te corrigeren met een strafbeschikking. Gelet op de juridische discussies die spelen in dergelijke zaken en de gevolgen van zo’n strafbeschikking, vinden wij terughoudendheid op zijn plaats.
Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.
[1] Mind you, een poging tot een niet-opzettelijke uitvoer is niet strafbaar omdat in dat geval sprake is van een poging tot overtreding!
No Comments