#625: Niet bewezen, wel gestraft
Wat als de feiten niet hoeven worden bewezen maar je wordt er wel voor gestraft? Dat lijkt gek, maar toch lijkt dit op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad mogelijk. Tenminste, de Hoge Raad oordeelde in 2020 dat het grootschalige karakter van een fraude een voor de strafoplegging relevante omstandigheid kan opleveren. Dit betekent dat niet tenlastegelegde feiten toch een rol kunnen spelen bij de strafoplegging. Dat grootschalige karakter dient dan wel op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk te zijn geworden. In een recent arrest van 20 mei 2025 heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt herhaald. Wanneer is sprake van een grootschalig karakter en wat voor een rol kan dit dan concreet voor de straf hebben?
Voornoemd arrest van 20 mei 2025 draaide om een frauderende belastingadviseur. Die was door hof Amsterdam veroordeeld wegens het valselijk opmaken van zestien belastingaangiften inkomstenbelasting in de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014. Het betrof belastingaangiften die de adviseur had ingevuld en ingediend namens cliënten, en waarin hij – kennelijk zonder medeweten van zijn cliënten – te hoge of gefingeerde aftrekposten had opgenomen. Het betrof onder meer om zorgkosten, giften, alimentatie en studiekosten. Ter zitting in hoger beroep had de verdediging een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, maar daar ging het hof niet in mee. De fraude van de belastingadviseur was immers veel omvangrijker dan enkel de zestien bewezenverklaarde belastingaangiften, aldus het hof. En overwoog daartoe:
“Uit de eerder aangehaalde cijfers van de Belastingdienst blijkt dat ruim 300 door de verdachte verzorgde aangiften opnieuw zijn beoordeeld naar aanleiding waarvan navorderingsaanslagen zijn opgelegd. In bijna 80 % van de door de verdachte verzorgde aangiften zijn zorgkosten geclaimd. Er is sprake van een duidelijk patroon van op zeer grote schaal valselijk ingevulde aftrekposten. In het voorgaande ziet het hof aanleiding uit te gaan van een fors nadeelbedrag.”
Zodoende was volgens het hof aannemelijk geworden dat de fraude een grootschalig karakter had. Daarom legde het hof een gevangenisstraf op voor de duur van negen maanden, waarvan (slechts) zes voorwaardelijk.
De verdachte wendde zich vervolgens tot de Hoge Raad en klaagde – met succes – over de strafoplegging door het hof. Die was volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk. Immers had het hof de verdachte niet bevraagd over andere dan de in de tenlastelegging specifiek vermelde belastingaangiften. Het hof had de verdachte op zitting slechts een samenvatting van de stukken voorgehouden. Bovendien had de verdediging ter zitting juist uitdrukkelijk betwist dat bij die andere belastingaangiften sprake was geweest van valselijk opgemaakte aangiften. Daarnaast had het hof niet nader uiteengezet of en, zo ja, in welke omvang bij de niet-tenlastegelegde valse aangiften sprake was van het door de belastingadviseur opzettelijk opgeven van te hoge of gefingeerde aftrekposten, maar slechts vastgesteld dat “ruim 300 door de verdachte verzorgde aangiften opnieuw zijn beoordeeld naar aanleiding waarvan navorderingsaanslagen zijn opgelegd” en dat in “bijna 80 % van de door de verdachte verzorgde aangiften zorgkosten zijn geclaimd”. Om deze redenen had het hof volgens de Hoge Raad niet kunnen concluderen dat het grootschalige karakter van de fraude aannemelijk was geworden.
Met deze uitspaak bevestigt de Hoge Raad dat de lat voor het aannemelijk worden van het ‘grootschalige karakter van de fraude’ hoog ligt. Bovendien benadrukt de Hoge Raad dat het grootschalige karakter aannemelijk moet worden ter zitting. Feitenrechters zullen de verdachte dus actief moeten bevragen over niet-tenlastegelegde feiten.
Maar stel dat het grootschalige karakter aannemelijk is geworden, wat voor een rol mag deze ‘omstandigheid’ dan spelen bij de strafoplegging? Het gaat immers om feiten die niet zijn bewezen, maar die enkel een omstandigheid vormen waaronder de wel-bewezen feiten zijn begaan. Wat ons betreft worden aan dergelijke omstandigheden geen al te groot gewicht gehangen en blijven de bewezenverklaarde feiten het uitgangspunt voor de strafoplegging. Het is namelijk volgens ons niet de bedoeling dat de rechter niet-bewezen feiten gaat verdisconteren in de strafoplegging. Die mogen enkel een iets strafverzwarend effect hebben. Om die reden is het was ons betreft goed om scherp te zijn op de motivering van strafrechters.
Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments