#428: Het EOM, samenwerking is key
In Vaklunch #426 schreven wij over de materiële bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie. Kort gezegd komt het erop neer dat het EOM strafbare feiten kan vervolgen die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de betreffende Verordening en Richtlijn. Maar zoals wij reeds in Vaklunch #426 constateerden levert het startschot van het EOM nog veel vragen op. Zoals: waar worden strafbare feiten vervolgd en welke bevoegdheden heeft het EOM?
Voor een goed begrip van de bevoegdheden en taakverdeling van het EOM is het van belang de organisatie in beeld te hebben. Het EOM kent een centraal en decentraal niveau. Op centraal niveau zijn er permanente kamers welke bestaan uit een aantal Europese aanklagers, die onder andere toezicht en controle op de zaken houden. Het decentrale niveau bestaat uit gedelegeerde Europese aanklagers (EDP) die afkomstig zijn vanuit de lidstaten. De gedelegeerde aanklagers onderzoeken en vervolgen strafbare feiten in de lidstaat van hun herkomst aangezien zij bekend zijn met het lokale recht aldaar. De gedelegeerde aanklagers spelen dus een belangrijke rol bij de opsporing en vervolging. Overigens zijn deze gedelegeerde aanklagers ook lid van het Openbaar Ministerie in de betreffende lidstaat.
Los van de materiële bevoegdheden van het EOM die in Vaklunch #426 aan de orde zijn gekomen, geldt tevens een territoriale en personele bevoegdheid van het EOM. In artikel 23 van de Verordening staat dat de feiten geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de lidstaten moeten zijn gepleegd of door een onderdaan van de lidstaat, mits die lidstaat rechtsmacht heeft over het strafbare feit of in specifieke gevallen ook buiten het grondgebied van de Unie. Maar waar worden deze strafbare feiten dan vervolgd?
In beginsel wordt een zaak ingesteld en behandeld door een gedelegeerde Europese aanklager uit de lidstaat waar zich het zwaartepunt van de strafbare activiteit bevindt of, als er verschillende met elkaar verband houdende strafbare feiten zijn gepleegd, de lidstaat waar de meeste van die feiten zijn gepleegd. In beginsel wordt dus aangesloten bij het territorialiteitsbeginsel. Of dit altijd goed te bepalen is bij aanvang van een zaak is echter de vraag. Een onderzoek kan zich in de loop van de tijd ook ontwikkelen, of een bepaalde focus aanbrengen; verandert dan de plek van vervolging en de EDP?
Overigens kan op basis van de volgende criteria hiervan worden afgeweken:
a) de gewone verblijfplaats van de verdachte of beklaagde;
b) de nationaliteit van de verdachte of beklaagde;
c) de plaats waar de grootste financiële schade is geleden.
Onduidelijk is of een verdachte zelf een verzoek kan indien om de zaak over te dragen aan een andere gedelegeerde aanklager van een andere lidstaat. Bovendien ziet het ernaar uit dat het EOM veelal belast zal zijn met grensoverschrijdende zaken met verdachten uit verschillende lidstaten. Dit kan ons inziens tot de nodige discussies leiden over in welke lidstaat een onderzoek moet worden uitgevoerd en eventueel vervolgd. De permanente kamer heeft de bevoegdheid een zaak te verwijzen, samen te voegen of te splitsen. Wij menen dat een verdachte ook rechtstreeks een verzoek moet kunnen doen bij de permanente kamer voor het verwijzen, voegen of splitsen van een zaak. Maar welke criteria hiervoor worden gehanteerd is niet duidelijk.
De gedelegeerde aanklagers handelen mede op basis van de bevoegdheden van het nationale recht. De Nederlandse EDP’s zijn aldus gebonden aan het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering. Dit geldt echter nadrukkelijk niet voor beleidsregels en aanwijzingen. Het EOM is wat dat betreft een volledig zelfstandig en onafhankelijk orgaan. Het voordeel van het EOM is dat het geen rechtshulpverzoeken hoeft te doen aan andere lidstaten – hetgeen in de praktijk nog altijd tijdrovend is – maar dat een gedelegeerd aanklager op informele wijze de hulp kan inroepen van een gedelegeerd aanklager in een andere lidstaat, die op basis van de nationale regels de opsporingsbevoegdheden kan uitoefenen. Dit geldt overigens niet voor aanhoudingsbevelen en overleveringsbevelen maar wel voor opsporingsbevoegdheden. Er is dus sprake van onderlinge assistentie tussen de gedelegeerde aanklagers op Europees niveau.
Dit vergt ook de nodige inspanningen van de advocatuur, want nu de aanklagers op Europees niveau zijn verenigd en zo specialistische kennis hebben van het recht binnen elke lidstaat is een goed Europees netwerk binnen de advocatuur net zo belangrijk. Samenwerking is dus nodig om de rechten van de verdachten op Europees niveau te verdedigen.
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments