#506: Faillissementsfraude: past, present and future

In de eerste Vaklunch van 2023 blikken we nog even terug op het afgelopen jaar. In 2022 nam de jurisprudentie over faillissementsfraude namelijk een interessante wending. Daarnaast kijken we vooruit, want de ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op.

Faillissementsfraude is strafbaar gesteld in verschillende artikelen in titel XXVI van het Wetboek van Strafrecht. Het delict houdt kort gezegd in dat iemand voorafgaand aan of tijdens een faillissement schuldeisers benadeelt, bijvoorbeeld door goederen aan de boedel te onttrekken.

Een bijzondere vorm van faillissementsfraude is het nalaten een deugdelijke administratie bij te houden. Dit is problematisch omdat de curator dan niet kan achterhalen wat de vermogenspositie van de gefailleerde is. Dat kan de afwikkeling van het faillissement bemoeilijken. Tot 2016 was het strafbaar om “ter bedrieglijke verkorting” van de rechten van de schuldeisers niet te voldoen aan de administratieplicht (artikel 341 Sr (oud)). Deze formulering was gericht op personen die er in het vooruitzicht van een faillissement opzettelijk voor zorgden dat hun administratie niet op orde was en daardoor schuldeisers benadeelden. In de jurisprudentie was dit criterium echter op de achtergrond geraakt, omdat als feit van algemene bekendheid werd aangenomen dat het ontbreken van een deugdelijke administratie leidt tot tenminste een aanmerkelijke kans op benadeling van schuldeisers bij faillissement. Feiten van algemene bekendheid behoeven geen bewijs. Daardoor leidde het niet voldoen aan de administratieplicht in de afgelopen jaren in zaken waarin het OM onderzoek deed naar faillissementsfraude bijna automatisch tot een veroordeling.

Die teneur veranderde vrij plotseling toen de Hoge Raad in juni overwoogdat het niet of onvoldoende voeren van een administratie niet zonder meer de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van schuldeisers doet ontstaan en de bewijsvoering voorts de mogelijkheid openlaat dat de verdachte – indien van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake zou zijn geweest – zich van die aanmerkelijke kans niet bewust is geweest.

Geheel terecht vestigde de Hoge Raad in deze uitspraak de aandacht op de zinsnede ter bedrieglijke verkorting, die in de eerdere uitspraken op de achtergrond was geraakt. Het enkele niet bijhouden van een deugdelijke administratie betekent nog niet dat daarmee ook benadeling van schuldeisers bij een faillissement wordt beoogd. En dat is nu juist de kern van faillissementsfraude.

We zijn blij dat de Hoge Raad dit heeft gesignaleerd en rechtgezet. We hebben al verschillende uitspraken voorbij zien komen waarin rechtbanken en hoven het goede voorbeeld van de Hoge Raad volgen. Dat belooft veel goeds…

…al dient zich in de nabije toekomst alweer een volgende horde aan. Bij de wetswijziging in 2016 ging de faillissementsfraudewetgeving namelijk op de schop en heeft de wetgever ervoor gekozen om de bewijsdrempel te verlagen. In het nieuwe artikel 341 Sr is de administratieverplichting bij faillissement niet meer opgenomen. Strafbaarstellingen die daarop zien, zijn opgenomen in de nieuwe artikelen 344a en 344b Sr. Op grond van die artikelen is niet meer vereist dat de verdachte wist dat het faillissement eraan zat te komen en de administratieplicht schond ter bedrieglijke verkorting van schuldeisers. Het criterium dat volgens de nieuwe wetteksten moet worden gehanteerd, is dat door het schenden van de administratieplicht de afhandeling van het faillissement wordt bemoeilijkt. Die drempel is aanzienlijk lager. Daar staat tegenover dat de strafbedreiging ook is verlaagd: van zes naar vier jaar.

Hoe gaat het nu verder? Fraudezaken nemen meestal meerdere jaren in beslag. Dat betekent dat op dit moment nog steeds vervolgingen bezig zijn over de jaren vóór 2016. Voorlopig verwachten wij dan ook zeker nog enkele uitspraken volgens de lijn die de Hoge Raad in 2022 inzette. De Hoge Raad heeft in dat kader al bepaald dat het nieuwe, mildere sanctieregime dient te worden toegepast wanneer wordt veroordeeld op basis van de oude wetgeving. In de toekomst zal langzamerhand de laatste oude wetgeving uit de rechtspraak verdwijnen en zal in de jurisprudentie een nieuw kader worden gevormd voor artikelen 344a en 344b Sr. Wij zijn benieuwd!

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment