#087: De Hoge Raad en opzet
Met het recente afscheid en de afscheidsrede van G.J.M. Corstens in het achterhoofd brengen wij eveneens graag een wat ouder interview met Geert Corstens in het Advocatenblad onder de aandacht. Nadat Geert Corstens uitgebreid ingaat op het feit dat paal en perk wordt gesteld aan gevolgen ten aanzien van vormverzuimen antwoordt hij vervolgens het volgende op de vraag hoe het zit met de materiële kant:
“Daar zie je dat de bescherming van de verdachte nog altijd een heel groot uitgangspunt is. Voorwaardelijk opzet bijvoorbeeld was enorm opgerekt, daar hebben wij grenzen aan gesteld. Waar we voorheen misschien iets meer bescherming gaven via de procedurele kant, zie je dat nu iets meer via de materiële kant.’
Indachtig de woorden van Geert Corstens wijzen wij graag op een tweetal arresten waaruit duidelijk blijkt dat de Hoge Raad strenge eisen stelt aan het bewijs van opzet.
Op 2 september 2014 heeft de Hoge Raad een arrest gecasseerd waarin het Hof had geoordeeld dat de verdachte er redelijkerwijs niet op mocht vertrouwen dat de pachters alsnog een varkensrecht toegekend zou kunnen worden dat aan haar overgedragen kon worden nu de uitkomst van de procedure bij het College van beroep voor het bedrijfsleven “nog ongewis” was. Doordat de verdachte varkens heeft gehouden alvorens door het College van beroep voor het bedrijfsleven uitspraak was gedaan in de procedure voor het verkrijgen van varkensrechten heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij varkens zou houden zonder dat er varkensrechten aanwezig waren.
De Hoge Raad steekt een stokje voor deze bewijsredenering. Ergens niet op mogen vertrouwen sluit immers niet uit dat de verdachte er wel op heeft vertrouwd. Een duidelijke uitspraak van de Hoge Raad. Immers iets niet mogen zegt niks over de vermeende bewustheid van de verdachte. Laat staan dat het wilselementen dat nodig is voor het bewijs van opzet hiermee kan worden bewezen. Misplaatst vertrouwen kan hooguit leiden tot bewuste schuld.
Op 11 februari 2014 heeft de Hoge Raad eveneens een arrest gewezen waarin wordt geoordeeld dat uit de bewezenverklaring van het Hof niet zonder meer kan volgen dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid bepaalde formulieren heeft ingevuld. In de bewezenverklaring van het Hof staat het volgende:
“Verdachte heeft voorts verklaard dat zij het ontvangen geld bewust niet op de bovengenoemde Periodieke verklaringen heeft ingevuld. Zij dacht dat dit niet nodig was.”
Uit bovengenoemde passage volgt dat de verdachte iets bewust heeft gedaan maar niet dat iets bewust onjuist is gedaan. Laat staan dat de verdachte het onjuist wilde doen.
Kortom, de Hoge Raad maakt duidelijk dat achteraf vastgestelde slordigheden, onzorgvuldigheden of misplaatst vertrouwen zeker niet zonder nadere motivering de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Dergelijke vaststellingen kunnen immers met evenveel recht tot de conclusie leiden dat de betreffende verdachte onachtzaam, slordig of onzorgvuldig heeft gehandeld, oftewel dat sprake is van culpa.
Zie jij een verandering in de jurisprudentie waar rechters kritischer kijken naar het bewijs van opzet of is deze beweging enkel door de Hoge Raad onder de voormalige leiding van Geert Corstens zichtbaar?
2 Comments