#063: De Hoge Raad een handje helpen

Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is niet altijd eenvoudig. Niet altijd is glashelder wat de Hoge Raad exact bedoelt. Bij de verheldering daarvan speelt de vakliteratuur een grote rol. Omgekeerd spelen de commentaren op arresten ook een rol binnen de gelederen van de Hoge Raad. Dit wordt bevestigd door mr. J.W. van den Berge in zijn opinie ‘annoteren’.[1] In de noten bij arresten – in ieder geval in strafzaken – wordt met enige regelmaat geconcludeerd dat zonder kennis van de cassatieschriftuur niet glashelder is wat de Hoge Raad heeft geoordeeld. Ook kan het nuttig zijn te weten welk(e) middel(en) een “81 RO” heeft opgeleverd. Het publiceren van de middelen bij het arrest zou een fundamentele bijdrage leveren aan het lezen van arresten. En het realiseren van deze oplossing blijkt niet bijzonder ingewikkeld.

Prof. mr. D. Doorenbos vroeg onlangs terecht aandacht voor het gemis van de cassatieschriftuur bij de publicatie van een arrest en de daarbij behorende conclusie in strafzaken in het Nederlands Juristenblad.[2] De reden van het gemis heeft Doorenbos glashelder verwoord: ‘Want al mag de kwaliteit van de gemiddelde cassatieschriftuur in stafzaken nog altijd voor verbetering vatbaar zijn, dat neemt niet weg dat elk arrest van de Hoge Raad per saldo de reactie inhoudt op datgene wat in die cassatieschriftuur is gesteld. Datzelfde geldt voor de conclusie van de A-G. Zonder schriftuur kan er in de cassatieprocedure geen debat plaatsvinden en in beginsel bepaalt die schriftuur ook waar dat debat over gaat. Vanuit dat perspectief bezien is het niet begrijpelijk waarom het stuk waarmee het debat wordt ingeleid en waarin de rechtsvragen worden opgeworpen waarover de A-G en de Strafkamer zich vervolgens hebben uitgelaten, niet wordt meegenomen in de publicatie van het arrest’.

Deze boodschap heeft ook de (griffie van de) Hoge Raad bereikt en de gemoederen daar niet ongeroerd gelaten. Mr. J. Storm, griffier bij de Hoge Raad, schrijft in het Nederlandse Juristenblad een reactie op de bijdrage van Doorenbos en deelt mede dat van de kant van de Hoge Raad geen bezwaar bestaat tegen publicatie van de cassatieschriftuur in strafzaken.[3] Het gebrek aan geautoriseerde digitale versies van de cassatieschrifturen ligt kennelijk ten grondslag aan het probleem. Daarnaast moet de schriftuur worden geanonimiseerd. Het aanleveren van de schrifturen per post of per fax is een complicerende factor bij het anonimiseren van de schrifturen en vergt teveel capaciteit bij de Hoge Raad. Wel zal de wens om schrifturen te publiceren mee worden genomen in het project dat het mogelijk zal maken om digitaal te procederen. Nu Storm deze bijdrage als griffier van de Hoge Raad der Nederlanden heeft geschreven – en niet op persoonlijke titel – kan worden aangenomen dat de Hoge Raad het gemis zoals de advocatuur dat ervaart herkent en erkent.

Als tussenoplossing voor het gemis wordt in de bijdrage geopperd dat wetenschappers en advocaten zelf de procesvertegenwoordigers moeten benaderen om over de tekst van de schriftuur te kunnen beschikken. Echter, deze tussenoplossing resulteert daarin dat sommige annotatoren wel over de schriftuur beschikken en anderen niet. Ook daar kan onnodig ruis op de lijn ontstaan.

Ons inziens is de oplossing veel simpeler. Het niet publiceren van een cassatieschriftuur blijkt slechts een praktisch probleem. Advocaten kunnen de Hoge Raad en de rest van juridisch Nederland simpel een handje helpen door een geanonimiseerde versie van de cassatieschriftuur aan de Hoge Raad aan te reiken met het verzoek om deze bij het arrest te publiceren. Wellicht een kleine moeite als het resultaat een begrijpelijk arrest is dat kan bijdragen aan de rechtsontwikkeling. Een andere welkome bijkomstigheid is wellicht dat de Hoge Raad minder snel grijpt naar de uitweg van 81 RO als eenieder kan meelezen wat het middel is dat daaraan ten grondslag ligt.

Help jij juridisch Nederland en de rechtsvorming? Stuur jij ook een geanonimiseerde versie van de cassatieschriftuur mee aan de Hoge Raad met het verzoek het te publiceren bij het arrest?


[1] Mr. J.W. van den Berge, ‘Annoteren’, NTFR, 20 maart 2014, p. 1 – 4.

[2] Prof. mr. D. Doorenbos, 2014/416, afl 8, p. 527.

[3] Mr. J. Storm, ‘Reactie op ‘De onzichtbare cassatieschriftuur’, NJB, 2014/806, afl 16, p. 1116.

Tags:
No Comments

Post a Comment