#488: Growing pains

Handhaving met de bestuurlijke boete is niet meer weg te denken uit onze praktijk. De boetebepalingen in het bestuursrecht zijn eindeloos en worden veelvuldig ingezet. Voor het bestuursorgaan is het vaak een stempelstuk, maar voor de boeteling – een burger of ondernemer – komt de sanctionering hard aan. Dat geldt voor het gemaakte verwijt zelf en de financiële pijn. Steeds vaker heeft een boete bovendien ook impact op andere zaken, zoals de relatie met een bank of verzekeraar. Dit zijn allemaal vergaande consequenties, die over het algemeen intreden zonder dat een rechter de kwestie heeft beoordeeld. Bestraffing door middel van bestuurlijke boetes kent absoluut voordelen, maar de grootschalige toepassing brengt ook groeipijn met zich. We hebben het al vaker gezegd: efficiëntie mag niet ten koste gaan van fundamentele waarborgen van de boeteling.LEES VERDER

#484: Sorry, you’re not invited

Meestal levert de boodschap dat je niet bent uitgenodigd een negatieve connotatie op. In de fiscaliteit ligt dat anders. Dat geldt zeker voor fiscale strafzaken op grond van artikel 69 AWR, waarin bewijs moet worden geleverd voor het bestanddeel “bij belastingwet voorziene aangifte”. Ontbreekt dat bewijs? Dan volgt vrijspraak. Zo ook in een recente douanestrafzaak van hof Den Bosch tegen een voormalig aandeelhouder van een vennootschap.LEES VERDER

#482: Schutznorm verschwunden?

Wij hebben het al meermaals gehad over het recht op bijstand van een advocaat tijdens en voorafgaand aan het verhoor (zie bijvoorbeeld #433 en #219). Dat mensenrecht vindt zijn grondslag in de Salduz-uitspraak van het EHRM. Onlangs verduidelijkte het EHRM in een nieuwe uitspraak de reikwijdte van de Salduz-regels. Met dit arrest geeft het hof antwoord op de vraag of Salduz derdenwerking heeft: als een medeverdachte een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd zonder dat aan die medeverdachte juridische bijstand is verleend, kan de verdachte dan een beroep doen op schending van artikel 6 EVRM?LEES VERDER

#480: Procesafspraken; wel snel maar geen shortcut!

De afgelopen tijd schreven wij al diverse keren over procesafspraken in het strafrecht (zie bijvoorbeeld Vaklunch #477, #470, #465). Hieruit bleek dat feitenrechters procesafspraken niet op eenzelfde wijze toetsen, met als gevolg rechtsonzekerheid voor de verdachte. De Hoge Raad zal hierover naar verwachting in het aangekondigde arrest van 24 september 2022 meer duidelijkheid scheppen. De daaraan ten grondslag liggende vordering tot cassatie in het belang der wet van Advocaat-Generaal (hierna: AG) Bleichrodt van 14 juni 2022 geeft in ieder geval al een aantal interessante aanknopingspunten.LEES VERDER

#478: Door de bank genomen

Sinds de druk op banken is opgevoerd vanuit Europa en de verschillende toezichthouders, nemen banken hun anti-witwascontroles heel serieus. Banken hebben omvangrijke afdelingen opgezet om deze controles naar de herkomst van transacties uit te voeren. Deze afdelingen voeren vele en intensieve controles door klanten uiteenlopende vragen te stellen op basis van uitgebreide Know Your Customer (KYC)-controlelijsten. Blijkt uit de beantwoording van die vragen dat de klant niet aan alle regels en eisen voldoet of worden niet alle vragen beantwoord? Dan kan dat leiden tot opzegging van de klantrelatie. En aanvullende aangescherpte wetgeving voor banken is alweer aanstaande. Op deze werkwijze is niet alleen vanuit de klanten van de bank kritiek, de bancaire wereld heeft dat zelf ook getuige de uitlatingen in de pers van betrokkenen bij ABN en de procedure tegen DNB door Bunq. Schiet de werkwijze zijn doel voorbij?LEES VERDER

#476: ‘Nothing to declare’

Een van de belangrijkste beginselen van het strafrecht is het ‘ne bis in idem’-beginsel, neergelegd in artikel 68 Wetboek van strafrecht (Sr). Letterlijk vertaald betekent ne bis in idem ‘niet twee keer voor hetzelfde’. Het beginsel heeft dan ook ten doel te voorkomen dat een persoon twee keer voor hetzelfde feit in rechte wordt betrokken. In het Nederlandse strafrecht geldt dit op grond van artikel 68 (lid 2) Sr ook voor veroordelingen door een niet-Nederlandse strafrechter. De voorwaarde is dan wel dat de opgelegde straf is uitgevoerd. Maar wanneer is nu sprake van ‘hetzelfde feit’? In de praktijk blijkt het antwoord op deze vraag vanwege de vergelijking tussen de juridische aard van de feiten en de gedragingen van de verdachte niet eenvoudig. Zo ook in de zaak in een recente conclusie van A-G Spronken.

In deze zaak is de verdachte in Zwitserland op grond van artikel 305bis (lid 2) van het Schweizerisches Strafgesetzbuch veroordeeld voor het gekwalificeerd witwassen van geld. De zaak ging over een geldtransport door de verdachte via Schiphol, waarbij 49.600 euro en 12.100 Zwitserse frank in beslag is genomen. Na de onherroepelijk geworden veroordeling voor witwassen door de Zwitserse rechter heeft de verdachte de in Zwitserland opgelegde gevangenisstraf uitgezeten. Maar daarmee was de kous niet af.

Voor exact hetzelfde geldtransport wordt de verdachte vervolgens namelijk ook in Nederland vervolgd voor witwassen. Daarnaast wordt hem het (opzettelijk) niet voldoen aan de aangifteplicht ex artikel 10:1 (leden 4 en 5) van de Algemene douanewet (oud) ten laste gelegd. In hoger beroep oordeelt het hof dat het ne bis in idem-verweer wel opgaat voor het tenlastegelegde witwassen, maar niet voor het niet doen van de aangifte. Volgens het hof is het witwassen namelijk een andere gedraging dan het niet doen van aangifte, en is er dan ook geen sprake van hetzelfde feit. Immers: ‘Dat iemand crimineel geld invoert, impliceert niet dat hij daarvan geen aangifte doet’, aldus het hof. Dit betekent dat de verdachte ten aanzien van hetzelfde feitencomplex qua gedraging, tijd, plaats en omstandigheden een tweede keer wordt veroordeeld, terwijl hij zijn straf ten aanzien van de eerste keer al heeft uitgezeten.

A-G Spronken kan zich niet verenigen met het oordeel dat het niet voldoen aan de aangifteplicht een ander feit is dan het witwassen. Zij meent dat de aard en kennelijke strekking van het bij binnenkomst in Nederland heimelijk voorhanden hebben van een geldbedrag dat uit misdrijf afkomstig is in de kern niet afwijkt van het niet voldoen aan de aangifteplicht. Deze feiten zijn volgens haar dan ook aan te merken als ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr. De A-G meent dat het feit dat de identieke gedragingen van de verdachte onder verschillende delictsomschrijvingen vallen en het feit dat de verplichting tot het doen van aangifte zowel crimineel als niet-crimineel geld kan betreffen, daar niet aan afdoet. Immers is niet nodig dat de strekking van verschillende delictsomschrijvingen dezelfde is.

Wij sluiten ons graag aan bij de opvatting van A-G Spronken. Hoewel de rechtspraak ook een andere invalshoek laat zien (zie o.a. Vaklunch #466), voorkomt de door A-G Spronken voorgestane lijn onzes inziens onnodig dubbele vervolgingen voor hetzelfde feitencomplex. Het draagt bij aan de rechtszekerheid voor de betrokkene en daarnaast kan de capaciteit van de opsporingsautoriteiten voor andere zaken worden ingezet. Wij kijken met veel belangstelling uit naar het arrest van de Hoge Raad.

Heb je vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

#474: Effectiever toezicht op opsporing

Afgelopen maandag, 16 mei 2022, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies openbaar gemaakt over het wetsvoorstel dat het Wetboek van Strafvordering moderniseert. Doel van dit nieuwe wetboek is onder andere vereenvoudiging van de regels over de opsporingsbevoegdheden, stroomlijning van procedures en het verkorting van de doorlooptijden. Het advies luidt dat het noodzakelijk is dat het nieuwe wetboek op een aantal punten wordt aangepast. Opvallend is dat deze punten met name zien op de uitoefening van opsporingsbevoegdheden die met voldoende waarborgen moet zijn omkleed, het (rechterlijk) toezicht op het optreden van strafvorderlijke autoriteiten, en verbetering van de positie van de verdachte.LEES VERDER

#472: De civiele rechter over een behoorlijke strafrechtspleging

In het civiele recht komen geregeld strafrechtelijke vraagstukken aan de orde. Zo zal niemand zijn ontgaan dat recent een civiele kort geding rechter een beslissing heeft genomen over de interpretatie van het Wetboek van Strafvordering aangaande het verschoningsrecht. Of hoe rechtbank Amsterdam Sywert van Lienden schorste uit het stichtingsbestuur op verzoek van het Openbaar Ministerie. Op 20 april 2022 kwam een andere interessante rechtsvraag aan de orde bij de civiele rechter, namelijk of een strafrechtelijke transactie zoals bedoeld in artikel 74 Sr kan worden vernietigd op basis van bedrog of dwaling. Dit op grond van de artikelen 3:44, tweede lid, en 6:222 van het Burgerlijk Wetboek (BW).LEES VERDER

#471: Verbeurd en ontnomen

Misdaad mag niet lonen. Daarom wordt voordeel dat is behaald door het plegen van misdrijven van veroordeelden ‘afgepakt’. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een ontnemingsmaatregel op te leggen of (een deel van) het voordeel verbeurd te verklaren. Maar hoe om te gaan met de situatie dat zowel een verbeurdverklaring als een ontneming aan de orde is? Die vraag kwam onlangs aan bod in een conclusie van advocaat-generaal Aben.LEES VERDER

#470: Afspraak is afspraak

De wens om strafrechtelijke procedures efficiënter te laten verlopen is aanwezig bij alle betrokkenen. Het strafrecht is effectiever voor de samenleving als procedures niet onnodig lang duren. Daarnaast hebben verdachten in de regel geen baat bij langdurige onzekerheid en heeft het Openbaar Ministerie qua capaciteit ook belang bij een snellere en efficiëntere behandeling. In februari 2019 uitte het OM al de wens om vaker procesafspraken te maken met de verdediging. De contouren van de mogelijkheden en onmogelijkheden worden steeds beter zichtbaar.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts