#509: Bedrijfsonderzoek is geen opsporingsonderzoek

Het is bekend dat het Openbaar Ministerie alle reden heeft om efficiënter met onderzoekscapaciteit om te gaan. Maar dat betekent niet dat de strafvorderlijke waarborgen daaronder mogen leiden. Recent verscheen een opmerkelijk vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland over een zaak waarin het Openbaar Ministerie het bewijs van strafbare feiten baseerde op een onderzoek door een particulier bedrijf. Is het toelaatbaar dat het Openbaar Ministerie zich op een dergelijk onderzoek baseert?

In deze zaak speelde het volgende. Verdachte had een schuld van ongeveer € 75.000 openstaan bij de gemeente na een terugvorderingsbesluit in 2006. Medio 2017 heeft de gemeente op verzoek van de verdachte het dan resterende bedrag van ongeveer € 32.000 kwijtgescholden. Het interne voorstel bij de gemeente voor deze kwijtschelding kwam van de gemeentemedewerker en werd daarna door zijn leidinggevende geaccordeerd. Later berichtte de gemeentemedewerker aan verdachte dat hij in verband met de kwijtschelding gerechtigd was tot twee restituties van ongeveer € 1.200 respectievelijk € 1.500. In deze periode heeft de gemeentemedewerker ongeveer € 56.000 aan betalingen verricht van de gemeente aan de verdachte. Verdachte zou op zijn beurt de gemeentemedewerker € 5.000 hebben betaald om hem hiertoe te bewegen. Hij wordt dan ook verdacht van actieve ambtelijke omkoping en witwassen/verduisteren.

Blijkens het vonnis is de verdenking alleen gestoeld op een verklaring die de gemeentemedewerker heeft afgelegd tegenover een particulier bedrijfsrecherchebureau. Volgens het OM vindt deze verklaring voldoende steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Welke bewijsmiddelen dat zijn, blijkt echter niet uit het vonnis. Aan de verklaring kleven verder een aantal gebreken. Allereerst maakte de gemeentemedewerker kort na zijn verklaring aan de bedrijfsrechercheur kenbaar dat hij niet helemaal de waarheid had gesproken en geen geldbedrag van verdachte heeft aangenomen. Daarnaast heeft de gemeentemedewerker later tegenover de politie verklaard dat hij zich tijdens het gesprek met de bedrijfsrecherche onder druk gezet voelde. Ook is de gemeentemedewerker niet gewezen op zijn recht om met een advocaat te overleggen, terwijl hij kennelijk zelf ook als verdachte was aangemerkt. Tot slot bestaan van de verklaring tegenover de bedrijfsrecherche geen geluidsopnamen of een letterlijke uitwerking.

De trouwe Vaklunch lezer zal ongetwijfeld zijn opgevallen dat, om als bewijs te kunnen dienen in de strafzaak, aan de verklaring tegenover het bedrijfsrecherchebureau één en ander schort. Deze verklaring voldoet niet aan de waarborgen van artikel 6 EVRM. De rechtbank concludeert: Het verhoor bij Hoffmann is daarmee niet met dezelfde waarborgen omkleed als verhoren die bij de politie worden gedaan conform het Wetboek van Strafvordering, terwijl niet nauwkeurig is na te gaan hoe de gesprekken zijn verlopen. Er zijn geen andere bewijsmiddelen in het dossier opgenomen die aanknopingspunten bieden voor de onderbouwing dat verdachte een gift of belofte zou hebben gedaan aan medeverdachte [ambtelijk medewerker].” De rechtbank spreekt de verdachte dan ook op alle tenlastegelegde feiten vrij wegens gebrek aan bewijs.

Wat ons betreft is het goed om te zien dat de rechtbank niet zonder meer meegaat in een verklaring tegenover een particuliere instantie die geen formele plaats heeft in het strafproces. Kan een door een particuliere instantie afgenomen verklaring dan überhaupt wel dienen als doorslaggevend bewijs? Gerechtshof Den Haag oordeelde in een soortgelijke situatie dat dat mogelijk is, mits die verklaring door de opsporingsinstantie zorgvuldig wordt geverifieerd en gefalsificeerd, zoals besproken in Vaklunch #459.

Heb je hier vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment