#626: gegijzeld door onredelijk beslag: tijd voor zelfreflectie bij het (E)OM

Recent heeft de Hoge Raad een beschikking gewezen (ECLI:NL:HR:2025:804) over de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de voortzetting van conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv. In deze zaak stond centraal of de rechtbank Den Haag voldoende had onderzocht of het beslag, gelet op de waarde van de inbeslaggenomen goederen en de hoogte van de te verwachten schadevergoedingsmaatregel, proportioneel en subsidiair was. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor een nieuwe behandeling. Duidelijk wordt dat een concrete en zorgvuldige belangenafweging vereist is, zeker wanneer de beslagene gemotiveerd aanvoert dat het beslag de toets van proportionaliteit en subsidiariteit niet haalt.

In onderhavige zaak was onder de klager beslag gelegd op diverse goederen, waaronder geldbedragen, twee horloges en een motorfiets, met een totale waarde van € 67.775. Het beslag was gelegd met het oog op een mogelijke schadevergoedingsmaatregel van € 38.000. De klager voerde aan dat de waarde van de inbeslaggenomen goederen de te verwachten betalingsverplichting ruimschoots overtrof en dat het beslag daarom niet langer proportioneel was. Daarnaast stelde hij dat het beslag op de motor tot waardevermindering leidde en dat hij het geld nodig had voor zijn onderneming. De rechtbank Den Haag verklaarde het beklag ongegrond en overwoog dat het summiere karakter van het raadkameronderzoek meebracht dat de enkele stelling over de disproportionaliteit van het beslag geen reden was om het beslag op te heffen. Ook aan de persoonlijke omstandigheden van klager werd voorbijgegaan.

De Hoge Raad herhaalt in zijn beschikking de relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak (HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128) over de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij beslag. De kern van het oordeel is dat de rechter niet ambtshalve hoeft te onderzoeken of voortzetting van het beslag aan deze eisen voldoet, maar dat dit anders is wanneer de klager daarover gemotiveerd klaagt. In dat geval kan de rechter gehouden zijn om expliciet te onderzoeken of het beslag nog proportioneel en subsidiair is. De Hoge Raad benadrukt bovendien dat bij beslag op grond van artikel 94a Sv, zoals in deze zaak het geval is, de rechter in het bijzonder moet onderzoeken of er een redelijke verhouding bestaat tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de te verwachten hoogte van de betalingsverplichting. Dit onderzoek is des te meer vereist wanneer de klager hierop een gemotiveerd beroep doet. Bovendien kan tijdsverloop – en daarmee het feit dat de klager al langer door het beslag wordt getroffen – maken dat meer gewicht toekomt aan de persoonlijke belangen bij de opheffing van het beslag.

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft volstaan met de overweging dat ‘de stelling dat de waarde van de inbeslaggenomen goederen de hoogte van een mogelijke schadevergoedingsmaatregel zal overstijgen, mede gelet op het karakter van het onderzoek in raadkamer, op zichzelf geen reden is om het beslag op te heffen’. De rechtbank had blijk moeten geven van een onderzoek of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Met de beschikking benadrukt de Hoge Raad het belang van een zorgvuldige en concrete belangenafweging bij de voortzetting van conservatoir beslag. Wanneer een klager gemotiveerd aanvoert dat het beslag disproportioneel is, bijvoorbeeld omdat de waarde van de inbeslaggenomen goederen de te verwachten vordering aanzienlijk overstijgt, moet de rechter hier expliciet op ingaan. Ook persoonlijke omstandigheden, zoals de noodzaak van het geld voor de bedrijfsvoering of waardevermindering van inbeslaggenomen goederen, dienen in de afweging te worden betrokken. De beschikking laat zien dat een stevig onderbouwd klaagschrift loont.

Wat ons betreft dwingt deze beschikking ook tot zelfreflectie bij het (E)OM. In onze praktijk zien wij maar al te vaak dat cliënten geconfronteerd worden met buitensporige beslagen die liggen zonder enig tijdslimiet. Beslagen die zelfs een effectieve verdediging belemmeren. En niet alleen dat. Cliënten krijgen te maken met beslagen in strafzaken die jaren in de onderzoeksfase blijven zweven. Zonder enig vooruitzicht op de afronding van het opsporingsonderzoek. En wanneer vervolgens getracht wordt tot een praktische oplossing te komen of wordt verzocht om gedeeltelijke opheffing van het beslag, juist onder aanvoering van het disproportionaliteit ervan, is de bereidheid van het (E)OM ver te zoeken. Wanneer de verdediging zich onderbouwd inspant om onredelijk beslag aan de orde te stellen, mag van het (E)OM worden verwacht dat ook daar een kritische belangenafweging plaatsvindt. Artikel 116 Sv verplicht de (hulp)officier van justitie tot een periodieke reality-check: heeft het beslag nog wel recht van bestaan? Die toets moét leiden tot actie: herzie, hef op of zoek een werkbare oplossing. Anders blijft het (E)OM de verdediging onnodig gegijzeld houden.

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

No Comments

Post a Comment