#582: Beklag over beslag
Het Openbaar Ministerie en de FIOD zijn erop gebrand om bij de aanvang van een onderzoek – of in ieder geval bij de openbaring daarvan voor de verdachte – stevig beslag te leggen onder verdachten. Want beslaglegging ziet er goed uit, vooral in de media. Maar daarna heeft het Openbaar Ministerie weinig oog voor reflectie.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan de officier van justitie beslag leggen op basis van artikel 94(a) Sv. Het doel van het beslag kan waarheidsvinding zijn, maar ook het zekerstellen van verhaalsmogelijkheden. Naast deze strafvorderlijke doelen heeft de berichtgeving over beslaglegging – zeker in het geval van “waardebeslag” – ook een functie gekregen in de verantwoording richting de maatschappij en heeft het een afschrikkende werking. Maar de aandacht voor het beslag verslapt al snel na het moment suprême van een FIOD-inval, de catchy foto’s in de krant van inbeslaggenomen luxe auto’s en ronkende titels over grote bedragen in de media. Maar ook na dat moment dient steeds te worden getoetst of de beslaglegging de toets van proportionaliteit en subsidiariteit haalt, blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad.
Het jaarverslag 2023 van de FIOD dat op 20 juni 2024 is gepubliceerd, bevestigt het voorgaande beeld rondom beslaglegging. Het lijkt goed te passen bij de eerste twee doelen van de FIOD, opsporen met “effect en impact” en “crimineel vermogen traceren en afpakken”. Daar lijkt de interesse voor het beslag te stoppen. Zodra het beslag is gelegd, lijkt er niet meer naar om te worden gekeken. Niet door de FIOD, maar ook niet door het Openbaar Ministerie. Enkel indien een klaagschrift ex artikel 552a Sv wordt ingediend, lijkt het beslag op de agenda te komen. Enige blijk dat bijvoorbeeld periodiek wordt getoetst of het laten voortduren van het beslag nog passend is, geeft de praktijk niet of nauwelijks. Artikel 116 Sv impliceert een dergelijke toets wel. Maar als het gaat om het opheffen van beslag, is de ijver die zich bij het leggen van beslag tentoonspreidt nergens meer te bekennen.
In Vaklunch #451 concludeerden we al dat niet alleen de advocatuur deze dynamiek onderkent. Uit het artikel “Weg met onzinbeslag” in het tijdschrift Opportuun blijkt dat er ook officieren van justitie zijn die aanleiding zien om deze praktijk te veranderen: “Onzinbeslag moet eruit. Niemand heeft er iets aan als vazen en veestapels zonder nadenken worden gedeponeerd, en roestende auto’s bij de Domeinen hun waarde staan te verliezen.” Destijds schreven wij daarover: “We couldn’t agree more.” In het artikel werd opgemerkt door de landelijk coördinator beslag bij het Functioneel Parket dat bijna geen van de officieren zin heeft zich te verdiepen in beslagleggingen en beslissingen te nemen. Het wordt ervaren als “gedoe”. Maar helaas heeft dit “gedoe” wel flinke gevolgen voor verdachten. Uit het artikel blijkt dat er verschillende richtlijnen in het leven zijn geroepen die ervoor moeten zorgen dat de motiveringen voor het leggen van beslag beter moeten, maar ook om zogenaamde periodieke filtermomenten in te bouwen om het voortduren van het beslag tussentijds te beoordelen.
Het gebrek aan motivering van het beslag en periodieke toetsing van het strafvorderlijk belang heeft geleid tot een rijk aanbod aan jurisprudentie. In toenemende mate toont de Hoge Raad zich kritisch op beslaglegging. Maar voor periodieke filtermomenten ter beoordeling van het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag geven recente arresten van de Hoge Raad inmiddels ook alle aanleiding. In het arrest van 9 april 2024 herhaalt De Hoge Raadt nog maar eens onder welke omstandigheden de rechter blijk moet geven van onderzoek naar de vraag of voortduren van het beslag past bij de eisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij verwijst de Hoge Raad naar het arrest van 31 januari 2023, waarin de omstandigheden worden beschreven waar de rechter rekening mee moet houden – zoals “meer dan gering tijdsverloop” en de belangen van de verdachte bij opheffing van het beslag – bij het oordeel over het al dan niet laten voortduren van het beslag.
De jurisprudentie geeft ook een spoorboekje richting het Openbaar Ministerie en de opsporingsinstanties; een proactieve houding bij tussentijdse toetsing van beslag is gewenst. En de verdediging kan dat spoorboekje gebruiken om het Openbaar Ministerie daar – zo nodig periodiek – aan te herinneren. Ons inziens zou dat moeten leiden tot een toename aan het opheffingen van beslag door het Openbaar Ministerie ex artikel 116 Sv, zonder rechterlijke tussenkomst.
Heb je vragen of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.
No Comments